Na 8 jaar onderzoek over het verhaal van Robert zijn verhaal op de site gezet zie dan ook KNIL Vlieger van het eerste uur Robert Christiaan Halberstadt.
Wij schrijven 29 april 2016 74 jaar na dato dat Robert Christiaan Halberstadt omkwam in zijn Jager Curtiss Interceptor, ik kon het verhaal schrijven mede door zijn dochter Rob Swain Halberstadt.
Nu eindelijk een onderscheiding voor zijn heldendaad op 3 februari 1942 boven het vliegveld Perak bij het havencomplex in Soerabaja.
Op 3 februari werd vliegveld Perak aangevallen door Japanse jagers lees hieronder het complete verslag. Geschreven door Henk Kauffman voorzitter van het veteranenverband van het Militaire Luchtvaart KNIL.
ZIJN ECHTGENOTE WAS GETUIGE VAN ZIJN STRIJD IN DE LUCHT
HENK KAUFFMAN
Op 3 februari 1942 kwam sergeant-vlieger Robert Christiaan Halberstadt onder de ogen van zijn echtgenote tijdens een luchtgevecht bij Tandjong Perak om het leven. 74 jaar later werd hem op 29 april 2016 het Mobilisatie Oorlogskruis toegekend vanwege betoonde moed en
opofferingsgezindheid als militair in de strijd om Nederlands-Indië. Tijdens een plechtigheid op het stijlvolle landgoed De Zwaluwenberg reikte de Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht (IGK), luitenant-generaal Bart Hoitink, het Mobilisatie-Oorlogskruis en de oorkonde uit aan de twee kleindochters van Rob Halberstadt. Deze plechtigheid was onder meer het resultaat van de inspanningen van onder andere luitenant-kolonel b.d. Jacques Brijl en Bert van Willigenburg. Overste Brijl heeft zich ingespannen om na al die jaren, de onderscheiding alsnog toegekend te krijgen. Bert van Willigenburg heeft, dankzij zijn contacten met de nabestaanden en zijn onderzoek, de inzet van Halberstadt aan de vergetelheid weten te ontrukken.
Robert Christiaan Halberstadt werd geboren op 27 november 1918 in Alkmaar. Op 20 jarig leeftijd besloot hij dienst te nemen bij het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) en vertrok voor zijn eerste opleiding naar Nijmegen, destijds het opkomstdepot voor Nederlanders die dienst namen bij het KNIL. Op 20 mei 1939 vertrok hij met het SS J.P. Coen naar Indië om daar de vliegopleiding te volgen. Overigens was hij aangesteld als kanonnier bij de Artillerie en in zijn aanstelling was opgenomen dat, mocht hij niet slagen voor de vliegopleiding, en ook geen monteur bij de Militaire Luchtvaart kunnen worden, hij verder zou dienen bij de Artillerie. Zover kwam het niet. Hij slaagde voor de vliegopleiding en werd opgenomen in de gelederen van de Militaire Luchtvaart van het KNIL. Kanonnier Halberstadt volgde zijn vliegopleiding op het vliegveld Kalidjati bij Bandoeng, waar hij zijn opleiding kreeg op onder andere de Koolhoven FK-51. Die opleiding begon op 1 juli 1939 met een klas van 46 leerlingen. Op 28 oktober 1940 rondden daarvan 35 leerlingen de opleiding af met het behalen van het vliegbrevet. Halberstadt was één van die 35.
Inmiddels was men bij het KNIL begonnen met het opbouwen van een jachtvliegtuig-wapen. Tot die tijd had men alleen aan bommenwerpers gedacht, maar vanaf 1939 was de leiding van het KNIL gaan beseffen dat er ook jagers nodig waren om de bommenwerpers te beschermen en om Indië te verdedigen tegen vijandelijke bommenwerpers. De dertien beste leerlingen uit de klas van juli 1939 werden geselecteerd om jachtvlieger te worden en Robert Christiaan Halberstadt was één van hen. Zij gingen naar vliegveld Andir om daar de jachtvliegopleiding te volgen. Een jachtvliegschool was er nog niet, dus de opleiding vond plaats bij de Eerste Jachtvliegafdeling, die was uitgerust met nieuwe Amerikaanse jachtvliegtuigen van het type Curtiss H-75 Hawk. Na het afronden van de opleiding, werd sergeant Halberstadt ingedeeld bij de 2e Jachtvliegafdeling, die op 1 februari 1941 werd geformeerd. De eenheid werd uitgerust met splinternieuwe Curtiss Wright CW21B Interceptor jachtvliegtuigen die aanvankelijk zonder bewapening werd gevlogen. Die werd later ingebouwd. Wat volgde was een roerige periode waarin de eenheid moest worden opgebouwd, moest
worden getraind op hun nieuwe vliegtuigen
en op de gevechtstaken. Dit werd gehinderd
doordat de nieuwe vliegtuigen nog wat
kinderziektes vertoonden en daardoor
regelmatig naar de werkplaats moesten.
Ook werden steeds nieuwe jachtvliegeenheden opgericht waar dan een deel van de vliegers naartoe werd overgeplaatst en voor wie dan nieuwe vliegers in de plaats kwamen. En dan waren er ook nog verliezen door vliegongevallen. Achteraf bezien was de 2e Jachtvliegafdeling in die periode meer een opleidingseenheid dan een operationele eenheid. Robert Christiaan Halberstadt bleef echter bij de 2e Jachtvliegafdeling, die op 15 juni werd overgeplaatst naar het vliegveld Maospati bij Madioen en onder bevel werd gesteld van de IVe Vliegtuiggroep. Verliefd Ondertussen had Robert Halberstadt Nel Elfring, de liefde van zijn leven, ontmoet. In juli 1940 waren zij allebei in het zwembad Tjihampelas en Nel, die goed kon duiken, dook vanaf de rand het zwembad in maar
kwam hardhandig in aanraking met een andere zwemmer. Dat bleek Rob Halberstadt te zijn. Diezelfde avond ging Nel met haar vriendengroepje naar de Luxor Bioscoop aan de Bragaweg en in het donker kwam
iemand op de lege stoel naast haar zitten. In de pauze herkenden ze elkaar van die gevoelige ontmoeting eerder op de dag. Rob Halberstadt stelde zich nu correct voor aan Nel Elfring en knoopte daar meteen een uitnodiging aan vast ‘om het goed te maken’. Dit was het begin van een mooie liefdesgeschiedenis. Op 21 oktober 1941 traden zij in het huwelijk.
De Tweede Wereldoorlog breekt ook in Indië uit
Op 8 december 1942 brak de oorlog tegen Japan uit. De Japanse aanval was in belangrijke mate gericht tegen Nederlands-Indië om de daar rijkelijk aanwezige grondstoffen te bemachtigen. Een groot deel van de Militaire Luchtvaart van het KNIL werd vooruit gestuurd naar Singapore en Maleisië in een poging om samen met de Britten en Australiërs de Japanners daar tegen te houden. De eenheid van sergeant Halberstadt bleef achter op Java, waarschijnlijk omdat de eenheid nog niet volledig operationeel was. Ook hadden de Curtiss Interceptor vliegtuigen een vrij beperkte brandstofvoorraad waardoor zij slechts 1½ uur in de lucht konden blijven en waardoor zij meer geschikt waren voor nabij verdediging. Bij het uitbreken van de oorlog beschikte de 2e Jachtvliegafdeling over dertien vliegtuigen en dertien vliegers, verdeeld over drie vluchten. Sergeant Halberstadt was ingedeeld in Vlucht 2. In de eerste weken van de oorlog werd de eenheid van sergeant Halberstadt verplaatst van Maospati naar Andir, van Andir naar Tjililitan bij Batavia en ten slotte naar Tandjong Perak bij Soerabaja. In die tijd stonden zij paraat om eventuele vijandelijke vliegtuigen te onderscheppen en voerden zij trainingsvluchten en verkenningen uit. In Tandjong Perak stonden zij paraat om de marinehaven van Soerabaja te beschermen.
Het luchtgevecht
Halverwege de ochtend van 3 februari 1942 werd 2-Vl.G. IV gealarmeerd voor de onderschepping van ongeveer veertig Japanse bommenwerpers die Soerabaja naderden. Alle beschikbare (dertien) toestellen stegen op. De drie vluchten werden door de gevechtsleiding elk naar hun eigen patrouillegebied gedirigeerd. Nu werd ook de aanwezigheid van – behalve de reeds genoemde bommenwerpers -Japanse jachtvliegtuigen gemeld. II-2-IV vloog in twee “pairs”: voorop tweede luitenant Kingma en sergeant Haye, daarachter sergeant Halberstadt en sergeant Hogenes. Op de terugweg naar Tandjong Perak werd II-2-IV tussen Grisee en Madoera van achteren en van boven aangevallen door vijftien of zestien Japanse “Zero” jagers. Luitenant Kingma wist een “Zero” te beschadigen en sergeant Haye schoot een “Zero” neer. Sergeant Halberstadt en sergeant Hogenes werden beiden door de Japanners neergeschoten en sneuvelden. Van de dertien CW-21 toestellen die opstegen, gingen die ochtend zeven verloren en drie werden zwaar beschadigd. Drie vliegers kwamen om het leven (de sergeanten Halberstadt, Hogenes en Van Balen) en drie raakten zwaar gewond. Latere analyse van het luchtgevecht op 3 februari 1942, leidde tot de conclusie dat de zware verliezen het gevolg waren van de enorme getalsmatige overmacht van de Japanners. De vliegtuigen en de vliegers deden kwalitatief niet onder voor hun Japanse tegenstanders.
Zijn echtgenote is getuige
Nel ging met Rob mee, eerst naar Madioen en een paar weken later werden de manschappen overgeplaatst naar Soerabaja. Hun geluk duurde slechts drie maanden. Op 3 februari 1942 ging Nel met haar motorfiets naar Tandjong Perak waar zij werkte als koerierster. Bijna direct na aankomst begon het luchtalarm te loeien en iemand trok haar in een loopgraaf waar al verschillende mensen zich hadden verscholen. Intussen stegen de vliegtuigen op, waaronder dat van Rob, ze waren onmiddellijk in een gevecht verwikkeld. Nel zat als versteend toe te kijken. Ze wist welk vliegtuig van hem was en zag1 hem een Japanse jager neerschieten; onmiddellijk daarna werd hij zelf geraakt en brandend nam hij een duik. Hier verloor Nel het bewustzijn en nadat ze binnen was gebracht hoorde ze later bij het ontwaken dat ze zwanger was. De dag daarop kwam kapitein R.A.D. Anemaet vertellen dat Rob vermist werd. Hij bracht zijn identiteitspenning mee, die gevonden was. Van Rob en zijn Interceptor geen spoor.
1 Deze herinnering heeft ze haar hele leven meegenomen. Later onderzoek door dr. P.C. Boer heeft uitgewezen dat niet sergeant Halberstadt maar sergeant Haye de Japanse “Zero” heeft neergeschoten.
De 24 Curtiss CW-21B Interceptors van 2-Vl.G.IV op een rij. Deze promotiefoto is gemaakt op Andir en dateert van omstreeks 9 maart 1941. Aan het einde van de rij – maar niet zichtbaar op de foto – staan enkele zojuist gemonteerde Interceptors en een vijftal Curtiss H-75A-7 Hawks.
(Foto: Nederlands Instituut voor Militaire Historie)
Wat daarna gebeurde…
Op diezelfde derde februari 1942 werd in Madioen het gloed nieuwe huis van Rob en Nel getroffen door een brandbom. Ze waren er nog niet eens ingetrokken. Dit huis was door hen zelf liefdevol ontworpen en ingericht en bevatte de pas gekregen huwelijkscadeaus en hun nieuwe meubelen. Het resultaat was één grote, rokende krater. Nel, negentien jaar, weduwe en in een pril stadium van zwangerschap, keerde zonder een enkele bezitting terug naar haar ouders in Bandoeng. Daar werden kort daarop alle Nederlanders bijeen gebracht in omheinde wijken. Nel bleef met haar familie in de wijk Kareës in hun eigen huis, waar steeds meer families per kamer werden ondergebracht. Op 12 juli ‘42 werd in Kamp Kareës het zevenmaands kindje geboren met de namen van haar vader; toen het eindelijk tot Nel doordrong dat het een meisje was werd ze Roberte Christine Marianne genoemd. Nel heeft Robke met haar onuitputtelijke levenskracht door de verschillende jappenkampen heen gesleept. En andersom; dat kleine wezentje was immers een goede reden om zelf staande te blijven.
Na de Tweede Wereldoorlog
Na de Tweede Wereldoorlog is Nel hertrouwd en uit dat tweede huwelijk is Hélène geboren. In de zomer van 2011 gingen de twee zussen met hun echtgenoten en Robkes kinderen naar Indonesië om de helft van de as van hun moeder en oma bij haar eerste liefde in zee uit te strooien (de andere helft was uitgestrooid bij de vader van Hélène). Robke heeft die reis grondig voorbereid en haar dochter Helen heeft via internet ongeveer de plek kunnen lokaliseren waar Rob Halberstadt in zee terechtkwam. Het bezoek begon in Bandoeng. Vanaf het moment van samenkomen in de geboorteplaats van zowel Nel als Robke, voelen zij de familiekriebels door hun aderen stromen. Ze lopen door de Goentoerlaan waar Nel haar jeugd doorbracht met haar ouders, zusje en broertje. Ze staan voor het toenmalige ziekenhuisje waar Robke werd geboren. De boekhandel van hun grootvader, Toko Boekoe Visser aan de Grote Postweg (nu Jalan Asia-Afrika) is er helaas niet meer. Van hem rest slechts zijn graf op de imposante erebegraafplaats Leuwigajah in Tjimahi, aan de rand van Bandoeng. Bij de voet van het eenvoudige witte kruis strooien zij wat van Nel’s as uit bij haar dierbare vader, die in jongenskamp Baros 6 bezweek aan een verwaarloosde dysenterie en door zijn zoon Henk was begraven. Met de trein rijden ze door het adembenemende landschap naar Soerabaja. Daar gaan ze op zoek naar een bootje dat hen naar de plek wil brengen waar Rob Halberstadt met zijn toestel in de Javazee terechtkwam. Bij toeval komen ze met twee ruige, maar verlegen bootsmannen in contact. Vanuit de drukte van de haven varen zij naar het stillere water. Geknield strooit ieder van de familieleden een deel van de as over de reling in de zee. Met de witte bloemen als uit het bruidsboeket, dwarrelen hun gedachten naar de twee mensen met wie ze op een zo bijzondere manier verbonden zijn. Achter hen staan beide moslimmannen zichtbaar aangedaan hun gebeden te prevelen. Nel is thuis, in haar prachtige moederland, bij haar lief die zij nooit vergeten kon, terug bij Rob Halberstadt. Even is Robke dicht bij de vader die zij nooit heeft gekend.
Op de websitepagina http://www.bbc.co.uk/history/ww2peopleswar/2 zijn gedurende de periode juni 2003 tot januari 2006 47.000 artikelen geplaatst met herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog en 15.000 foto’s. Robke Swain-Halberstadt heeft in dat verband in 2004 onder het pseudoniem Anak Bandung de herinneringen van haar moeder verwoord. Ook gaat ze uitgebreid in op het leven en de ontberingen in de Jappenkampen.
Robke Swain-Halberstadt is in 2013 overleden.
2 Hoewel de pagina is gesloten, is deze nog steeds raadpleegbaar.
Het identiteitsplaatje van Rob Halberstadt dat ver verwijderd van de plaats van de impact werd gevonden. Het vermoeden is dat hij het vlak voor het neerstorten uit het vliegtuig heeft gegooid.
Bert van Willigenburg hoort het verhaal van Nel en Rob Halberstadt
Bert van Willigenburg heeft een grote interesse in de geschiedenis van de Nederlands-Indische militaire Luchtvaart. Van Henriette van Raalte-Geel hoorde hij dat zij als jong meisje met haar moeder in het Jappenkamp Kampong Makassar in Batavia had gezeten. Daar bevond zich ook de echtgenote van een neergeschoten vlieger, Nel Halberstadt samen met haar dochtertje Robke. Omdat Henriette van Raalte Bert’s interesse voor de geschiedenis van de ML-KNIL kende, vertelde zij hem over Robke, die dankzij het Jappenkamp een vriendin voor het leven was. Maar ze vertelde Bert ook over Robkes moeder Nel en haar vader Rob. In 2008 neemt Bert contact op met Robke die in 1966 was getrouwd met de Britse Jack Swain en in Hertfordshire was gaan wonen. Dat eerste contact leidde tot een uitgebreide correspondentie met de familie Swain3.
Luitenant-kolonel b.d. Jacques Brijl vraagt het Mobilisatie-Oorlogskruis aan
Sergeant Rob Halberstadt is nooit in aanmerking gebracht voor een onderscheiding voor zijn inzet in de strijd tegen de Japanners. Dat was voor Bert reden om met luitenant-kolonel b.d. Jacques Brijl te overleggen om hem alsnog in aanmerking te brengen voor een passend blijk van waardering. Overste Brijl heeft in de afgelopen jaren voor tientallen veteranen – veelal postuum – met succes de procedure in gang gezet voor een passend eerbetoon. Hij checkt de ontvangen gegevens met die bij Defensie en schrijft vervolgens een uitgebreid verzoekschrift aan het ministerie. De 89-jarige veteraan en ex-landmachtmilitair steekt er behoorlijk wat energie en tijd in. Voor zijn vrijwilligerswerk werd hem tijdens de Veteranendag 2014 het Ereteken voor Verdienste in goud toegekend dat hem werd opgespeld door de minister van Defensie. Dankzij de inzet van overste Jacques Brijl en van Bert van Willigenburg kon de IGK op 29 april aan de nabestaanden het Mobilisatie Oorlogskruis overhandigen dat door de minister van Defensie was toegekend aan sergeant-vlieger Robert Christiaan Halberstad
Dit artikel kwam tot stand dankzij de bijdragen van Hélène Mercier, luitenant-kolonel Ton van Mastrigt, stafofficier veteranenzaken bij de IGK, en Bert van Willigenburg. Graag wil ik u hiervoor hartelijk danken.
3 Zie ook websitepagina http://www.dornierdo24k.nl/?page_id=503
Foto: Handboek Onderscheidingen
Hieronder de toespraken van de Inspecteur Generaal der Krijgstmacht B. Hoitink
Ladies and gentlemen,
Colleagues and friends who take an interest in the history of the Netherlands East Indies Army,
But above all, descendants and relations of Robert Christiaan Halberstadt.
Welcome to the estate “De Zwaluwenberg”, in English: “the hill of swallows”
As you can see this is a special location, Befitting of a special occasion.
Today, we have gathered here to honour a veteran, a soldier,
Who, over seventy-four years ago gave his life for his country:
Sergeant-pilot of the Netherlands East Indies Army Air Corps, Robert Christiaan Halberstadt.
I am glad that you have taken the trouble to gather here for this special occasion
And I am honoured that I have been given the opportunity to perform this honourable duty. I hope that our guests from Britain will allow me to continue in Dutch.
………………………….
Dames en heren,
Dank zij de naspeuringen en publicaties van dhr. Bert van Willigenburg is meer bekend geworden over wie Sgt Robert Christiaan Halberstadt was en over de daden waarvoor hij onze respect en waardering heeft verdiend.
Omdat de aanleiding voor ons samenzijn vandaag ligt in de onderscheiding die aan Sgt Halberstadt is toegekend voor zijn daden als militair, hoop ik dat u mij toestaat dat ik mij vooral zal richten op zijn militaire loopbaan.
Dat doe ik in het volste besef dat Robert Christiaan Halberstadt een mens was met veel meer kanten dan alleen zijn militair-zijn.
Geboren in 1918 in Alkmaar, besloot Robert Christiaan Halberstadt op 20-jarige leeftijd om dienst te nemen voor het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger, het KNIL.
Waarom hij dat deed, wat hem bewoog, weten we niet.
We kunnen ons wel voorstellen wat een aanlokkelijk perspectief het was voor een jonge man die was opgegroeid in de crisisjaren in Nederland:
De combinatie van het avontuur zoeken in een ver en onbekend deel van het Koninkrijk, een overheidsbetrekking met een vast salaris en vliegenier worden; in die tijd een beroep waar een zweem van heroïek en heldenstatus omheen hing.
Na een eerste opleiding in Nijmegen, destijds het opkomstdepot voor Nederlanders die dienst namen bij het KNIL, vertrok Robert Christiaan Halberstadt in mei 1939 naar Indië om daar de vliegopleiding te gaan volgen.
Overigens was hij aangesteld als kanonnier bij de Artillerie en in zijn aanstelling was opgenomen dat, mocht hij niet slagen voor de vliegopleiding, en ook geen monteur bij de Militaire Luchtvaart kunnen worden, hij verder zou dienen bij de Artillerie.
Maar zover kwam het niet: Hij slaagde wel voor de vliegopleiding en werd opgenomen in de gelederen van de Militaire Luchtvaart van het KNIL.
Kanonnier Halberstadt volgde zijn vliegopleiding op het vliegveld Kalidjati bij Bandoeng, waar hij vloog met Nederlandse Koolhoven lesvliegtuigen. Die opleiding begon op 1 juli 1939 met een klas van 46 leerlingen. Op 28 oktober 1940 rondden daarvan 35 leerlingen de opleiding af met het behalen van het vliegbrevet. Halberstadt was één van die 35.
Inmiddels was men bij het KNIL begonnen met het opbouwen van een jachtvliegtuig-wapen. Tot die tijd had men alleen aan bommenwerpers gedacht, maar vanaf 1939 was de leiding van het KNIL zich gaan beseffen dat er ook jagers nodig waren om de bommenwerpers te beschermen. En om Indië te verdedigen tegen vijandelijke bommenwerpers.
De 13 beste leerlingen uit de klas van juli 1939 werden geselecteerd om jachtvlieger te worden en Robert Christiaan Halberstadt was één van hen.
Zij gingen naar vliegveld Andir om de jachtvlieg-opleiding te volgen. Een jachtvliegschool was er nog niet, dus de opleiding vond plaats bij de Eerste Jachtvliegafdeling, die was uitgerust met nieuwe Amerikaanse jachtvliegtuigen van het type Curtiss H-75 Hawk.
Na het afronden van de Jachtvliegopleiding werd Sergeant Halberstadt ingedeeld bij de 2e Jachtvliegafdeling, die op 1 februari 1941 werd geformeerd. Dit onderdeel werd uitgerust met splinternieuwe Curtiss Wright CW21B Interceptor jachtvliegtuigen; zo nieuw dat aanvankelijk zonder bewapening werd gevlogen. Die werd later ingebouwd.
Wat volgde was een roerige periode waarin de eenheid moest worden opgebouwd, moest worden getraind op hun nieuwe vliegtuigen en op de gevechtstaken.
Dit werd gehinderd doordat de nieuwe vliegtuigen nog wat kinderziektes vertoonden en daardoor regelmatig naar de werkplaats moesten.
Ook werden steeds nieuwe jachtvlieg-eenheden opgericht waar dan een deel van de vliegers naartoe werd overgeplaatst en voor wie dan nieuwe vliegers in de plaats kwamen.
En dan waren er ook nog verliezen door vliegongevallen.
Achteraf bezien was de 2e Jachtvliegafdeling in die periode meer een opleidingseenheid dan een operationele eenheid.
Robert Christiaan Halberstadt bleef echter bij de 2e Jachtvliegafdeling, die op 15 juni werd overgeplaatst naar het vliegveld Maospati bij Madioen en onder bevel gesteld van de IVe Vliegtuiggroep.
Inmiddels had Robert Halberstadt in Indië naast het vliegen ook een andere – en nog belangrijker – liefde gevonden. Op 21 oktober 1941 trad hij in het huwelijk met Nel Elfring, die hem volgde bij zijn overplaatsingen.
Maar in Europa was de Tweede Wereldoorlog op een dieptepunt en in Azië stond hij op het punt te beginnen. Het jonge echtpaar zou maar kort kunnen genieten van hun geluk.
…………………………………………….
De rest van het verhaal is indrukwekkend en tegelijkertijd intens triest.
Op 8 december 1942 brak de oorlog tegen Japan uit. De Japanse aanval was in belangrijke mate gericht tegen Nederlands-Indië om de daar rijkelijk aanwezige grondstoffen te bemachtigen.
Een groot deel van de Militaire Luchtvaart van het KNIL werd vooruit gestuurd naar Singapore en Maleisië in een poging om samen met de Britten en Australiërs de Japanners daar tegen te houden.
De eenheid van Sergeant-vlieger Halberstadt bleef achter op Java, waarschijnlijk omdat de eenheid, zoals ik daarnet beschreef, nog niet volledig operationeel was. Ook hadden de Curtiss Interceptor vliegtuigen een vrij beperkte brandstofvoorraad waardoor zij slechts 1½ uur in de lucht konden blijven en waardoor zij meer geschikt waren voor nabijverdediging.
Bij het uitbreken van de oorlog beschikte de 2e Jachtvliegafdeling over 13 vliegtuigen en 13 vliegers, verdeeld over drie vluchten.
Sergeant Halberstadt was ingedeeld in Vlucht 2.
In de eerste weken van de oorlog werd de eenheid van Sergeant Halberstadt verplaatst van Maospati naar Andir, van Andir naar Tjililitan bij Batavia en tenslotte naar Tandjong Perak bij Soerabaja.
In die tijd stonden zij paraat om eventuele vijandelijke vliegtuigen te onderscheppen en voerden zij trainingsvluchten en verkenningen uit. In Tandjong Perak stonden zij paraat om de marinehaven van Soerabaja te beschermen.…………………………………………………………
Op 3 februari 1942 viel een Japanse luchtvloot van 40 bommenwerpers Soerabaja aan. De 13 vliegtuigen van de 2e Jachtvliegafdeling stegen halverwege de ochtend op om de vijand aan te vallen. Toen zij in de lucht waren, werd gemeld dat de bommenwerpers werden beschermd door Japanse jachtvliegtuigen.
De Nederlandse jachtvliegtuigen deden niet veel onder voor de Japanse, maar de overmacht was enorm: een paar jagers tegen een enorme luchtvloot.
De vlucht van Sergeant Halberstadt (4 vliegtuigen) werd van boven-achter aangevallen door 15 of 16 Japanse “Zero” jagers. De vier Nederlanders wisten één Japanner neer te schieten en één te beschadigen. Twee van hen werden echter neergeschoten en sneuvelden, waaronder Sergeant Halberstadt.
Van de 13 Nederlandse vliegtuigen gingen er in dat ene luchtgevecht 7 verloren en raakten 3 zwaar beschadigd.
3 vliegers sneuvelden, waaronder Robert Christiaan Halberstadt, en 3 anderen raakten zwaar gewond.
Uit onderzoek achteraf is gebleken dat deze zware verliezen niet kwamen doordat de Nederlandse vliegtuigen of vliegers slechter waren dan de Japanse. De verliezen zijn alleen het gevolg van de enorme getalsmatige overmacht van de Japanners.
Nel Halberstadt-Elfering, de jonge echtgenote van Robert Christiaan, zag vanuit een loopgraaf hoe de jagers opstegen. Van een afstand zag zij de luchtgevechten. En zij zag hoe haar man werd neergeschoten en hoe het vliegtuig in vlammen neerstortte.
Het is onvoorstelbaar hoe verschrikkelijk het voor haar moet zijn geweest, zwanger van hun kind, om te moeten zien hoe haar man omkwam.
En om kort daarna met haar kind de verschikkingen van het Jappenkamp te moeten doorstaan, wetende dat zij er alleen voor stond.
……………………………………………..
Aan de andere kant is het buitengewoon indrukwekkend om te zien welke moed en vastberadenheid werd getoond door Sergeant-vlieger Robert Christiaan Halberstadt en zijn kameraden.
Robert Christiaan Halberstadt verdient het om daarvoor te worden herinnerd en te worden gewaardeerd.
………………………………………………………
Die waardering is echter lang achterwege gebleven.
Na de oorlog kreeg zijn weduwe Nel nog een tegemoetkoming van 12 maandsalarissen en daarmee was de zaak afgedaan.
Gelukkig, ik memoreerde het zojuist al, is Robert Christiaan Halberstadt met de publicaties van dhr. van Willigenburg aan de vergetelheid onttrokken.
En gelukkig heeft Luitenant-kolonel b.d. Jacques Brijl zich ingespannen om alsnog, na al die jaren, de onderscheiding toegekend te krijgen die Sergeant-vlieger Halberstadt zozeer heeft verdiend.
Die hij heeft verdiend met zijn moed en opofferingsgezindheid als militair in de strijd om Nederlands-Indië.
……………………………………………..
De onderscheiding die aan wijlen Sgt Halberstadt is toegekend is het Mobilisatie Oorlogskruis.
Laat ik u iets vertellen over de symboliek die in deze medaille is verwerkt:
De medaille bestaat uit een vierarmig kruis, waarvan de armen worden gevormd
door facetvormig geslepen zwaardpunten die naar buiten zijn gericht.
Bij uitstek het symbool van de verdediging tegen een vijand van buiten.
Tussen de armen van het kruis bevinden zich diagonaalsgewijs
gekruist twee stormdolken met de punten naar boven gericht.
De stormdolk was een steekwapen
dat in de Nederlandse mobilisatie vanaf 1939 tot aan de capitulatie van Nederlands-Indië
door vrijwel alle Nederlandse militairen werd gedragen.
Daarmee is de stormdolk een symbool geworden voor deze periode uit onze krijgsgeschiedenis.
Op de punten van de stormdolken rust een helm, omgeven door een lauwertak.Symbool voor het eerbewijs aan de militair die heeft gestreden.
Als komende vanuit het hart van het kruis, bevindt zich tussen de kruisarmeneen cirkelvormige uitstraling.
Aan de achterzijde van die uitstraling is de tekst opgenomen
“Den Vaderlandt ghetrouwe”
uit het eerste couplet van ons volkslied.
De medaille is bevestigd aan een lint waarvan de hoofdkleur paars is:
In de liturgie is de symbolische betekenis van die kleur Rouw. Dit symboliseert de donkere periode van oorlog en bezetting
In het midden van het lint is een baan opgenomen in de kleur Oranje: Dit symboliseert de trouw aan en de verbondenheid met ons koningshuis.
…………………………..Dames en Heren,
ik ben blij dat wij – na zoveel jaren –
toch nog de gelegenheid hebben
om met deze onderscheiding recht te doen aan Sergeant-vlieger Robert Christiaan Halberstadt.
Robert Christiaan Halberstadt verdient het om door ons te worden geëerd.
Voor de moed en vastberadenheid waarmee hij een overmachtige vijand tegemoet trad, waarbij de kansen zo overduidelijk tegen hem en zijn kameraden waren gekeerd.
Voor zijn wil om te willen beschermen wat hem dierbaar was, ongeacht de risico’s voor hemzelf.
Voor zijn bereidheid om daarvoor het hoogste offer te brengen.
Ere wie ere toekomt.
…………………………………………………………
Dames en heren,
mag ik u verzoeken om – voor zover u daartoe in staat bent – te gaan staan.
En mag ik de militairen verzoeken om de houding aan te nemen.
VOORLEZEN BESLUIT
OVERHANDIGEN MEDAILLE EN OORKONDE
……………………………..
Kort dankwoord door mw. Dieuwke Swain
Toespraak namens de familie door Mw. Hélène Mercier
Moment van herdenking door LKol b.d. Jacq Z. Brijl BK
Rob Halberstadt en Nel Elfring
We zijn vandaag voor een bijzondere gelegenheid bij elkaar, met een bijzonder gezelschap.
Centraal staat natuurlijk Rob Halberstadt, met naast hem, net zo schrijnend afwezig, de 2 vrouwen die als een rode draad door dit verhaal lopen; de 2 vrouwen die Rob verbinden met allen die met ons hier aanwezig zijn. De 2 vrouwen die hem op het moment dat hij sneuvelde het dichtstbij waren. Zijn vrouw Nel en zijn toen nog ongeboren dochter Robke. Juist zij zouden zo ongelooflijk trots en onder de indruk zijn geweest van deze erkenning van het bestaan en van de heldenmoed van Rob. Nel die haar grote liefde al na 3 maanden huwelijk moest missen en Robke die haar vader als gevolg van dat fatale luchtgevecht nooit heeft gekend.
Slechts één persoon hier aanwezig heeft Rob nog in leven meegemaakt. Dat is bijzonder. Mijn oom Henk Elfring, die als 11-jarig jongetje erg opkeek tegen die stoere vlieger met zijn indrukwekkende motor, die ging trouwen met zijn oudste zus Nel. Nadat Henkie een keer voorop het zadel, bij Rob mocht mee rijden, was de adoratie compleet.
In alle jaren na de oorlog is Rob Halberstadt een soort legende geworden, aanwezig in de verhalen van toen, de verhalen van Tempo Doeloe, aanwezig in onderhuidse emotie, aanwezig in de vorm van een foto op het bureautje van mijn moeder. Aanwezig ook in mijn dromen; ik, de dochter in het 2e huwelijk van mijn moeder Nel, ná al die ellendige kampjaren en de repatriëring naar Nederland. Ik als naoorlogs kind fantaseerde over die verre vader van mijn grote zus Robke, neergestort in zee en nooit teruggevonden. Misschien was hij wel aangespoeld op een onbewoond eiland, met geheugenverlies….misschien ging op een dag de bel en stond daar die bijzondere man … en hadden we 2 vaders!
De impact van haar nooit teruggekeerde man is via moeder Nel doorgegeven aan haar beide dochters en daarmee ook aan de volgende generatie, van haar kleinkinderen Helen en Dieuwke, en Sander en Joost. Helen en Dieuwke, die door het huwelijk van Robke met Jack Swain in Engeland zijn geboren, als de kleindochters van Rob Halberstadt. Ook zij kennen hun grootvader alleen van verhalen en van foto’s. Jack wil hier graag zijn erkentelijkheid uitspreken voor het feit dat Rob, zonder dat hij dat zelf ooit geweten heeft, de vader van Robke zou worden. In de eigen woorden van Jack: I would like to say a thank you to Robke’s dad for being Robke’s dad. In addition to all the honorable things in 1942 that he did, fighting the Japanese, he also became Robke’s father. By his actions he changed for the better the lives of many people. I had a wonderful life with a wonderful wife – his daughter.
De aantrekkingskracht die ik vroeger heb ervaren (meer dan mijn zus omdat het leeftijdsverschil voor haar te groot was) ten aanzien van het gezin van zus Ettie van Rob Halberstadt resulteerde in logeerpartijtjes over en weer. De oudste zoon van Ettie, de eerste van 8 kinderen, werd vernoemd naar haar omgekomen broer Rob. De verrassing in beide families was groot toen deze Rob en ik elkaar later in ons leven weer tegenkwamen en wij uiteindelijk met ons huwelijk de familiebanden van Halberstadt en Elfring weer rond maakten.
Robke heeft de laatste jaren van haar leven veel energie gestoken in de zoektocht naar haar vader, de zoektocht naar haar prille verleden in Nederlands-Indië, in jappenkampen, naar overlevenden met dezelfde ervaringen. Zij kreeg veel reacties op de persoonlijke verhalen over onze moeder en haar vader die zij plaatste op een website van de BBC. Een van de mensen die zij op deze manier heeft leren kennen is Henriëtte van Raalte die, evenals Nel en Robke, in Kampong Makassar heeft gezeten. En via Henriëtte hebben Robke en Jack kennis gemaakt met Bert van Willigenburg en zijn vrouw. Bert heeft een grote fascinatie voor wat er tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië gebeurde en dan vooral voor de mensen die daarbij betrokken waren. Hij toont een niet aflatende energie in het opsporen van verloren gegane gegevens en mensen, ze hiermee weer een gezicht gevend én het respect dat zij verdienen. Bert, wij willen jou enorm bedanken voor wat jij hebt gedaan voor Rob Halberstadt en zijn nabestaanden. Waarvan dit indrukwekkende moment moge getuigen!
Een korte terugblik in de persoonlijke geschiedenis.
Met beide voeten strak naast elkaar op de rand van het zwembad, even opveren en in een perfecte boog sneed haar lichaam door de oppervlakte van het water. Knal!! Au!! Met een woedende uitdrukking op haar gezicht kwam zij proestend boven en zag een man tegenover zich die eveneens onthutst over de pijnlijke plek op zijn hoofd wreef. Hij verontschuldigde zich, maar de zwempret was over. Zij crawlde met krachtige slagen naar de kant waar zij zich ophees, om bij haar vrienden even na te mopperen. Diezelfde avond ging zij met haar vriendengroepje naar de Luxor Bioscoop aan de Bragaweg. In het donker kwam iemand op de lege stoel naast haar zitten. In de pauze herkenden ze elkaar van die gevoelige ontmoeting eerder op de dag. Rob Halberstadt stelde zich nu correct voor aan Nel Elfring en knoopte daar meteen een uitnodiging aan vast ‘om het goed te maken’. Dit was het begin van een mooie liefdesgeschiedenis. Rob was als aspirant onderofficier vlieger op 17 juni 1939 met de Jan Pieterszoon Coen in de haven van Batavia aangekomen. Tijdens zijn opleiding tot jachtvlieger zocht hij af en toe verkoeling in het zwembad Tjihampelas, vlakbij Bandoeng, waar hij in juni 1940 op die hardhandige wijze kennis maakte met Nel. In oktober van dat jaar ontving Rob zijn militair vliegbrevet en werd hij ingedeeld bij de training op vliegveld Andir. Zij verloofden zich op 28 december 1940. Rob werd daarna naar Madioen gestuurd. Hij vloog toen in een Brewster en kwam af en toe over het huis in Bandoeng vliegen, met wiebelende vleugeltippen; dan stonden Nel en haar familie met witte lakens in de tuin te wapperen. Rob en Nel trouwden op 21 oktober 1941. De squadronmaten van Rob stonden aan weerszijden van de trap en hielden hun petten in de lucht; een kippenvelmoment, zou Nel later vertellen.
Nel ging met Rob mee, eerst naar Madioen en een paar weken later werden de manschappen overgeplaatst naar Soerabaja. Hun geluk duurde slechts drie maanden. Op 3 februari 1942 ging Nel met haar motorfiets naar luchtbasis Perak voor haar werk als koerierster. Bijna direct na aankomst begon het luchtalarm te loeien en iemand trok haar in een loopgraaf waar al verschillende mensen zich hadden verscholen. Intussen stegen de vliegtuigen op, waaronder dat van Rob, ze waren onmiddellijk in een gevecht verwikkeld. Nel zat als versteend toe te kijken. Ze wist welk vliegtuig van hem was en zag hem een Japanse jager neerschieten; onmiddellijk daarna werd hij zelf geraakt en brandend nam hij een duik. Hier verloor Nel het bewustzijn en nadat ze binnen was gebracht hoorde ze later bij het ontwaken dat ze zwanger was. De dag daarop kwam kapitein Anemaet vertellen dat Rob vermist werd. Hij bracht wel zijn identiteitspenning mee, die gevonden was. Van Rob en zijn Interceptor geen spoor. Op diezelfde 3 februari 1942 werd in Madioen het gloednieuwe huis van Rob en Nel getroffen door een brandbom. Ze waren er nog niet eens ingetrokken. Dit huis was door hen zelf liefdevol ontworpen en ingericht en bevatte de pas gekregen huwelijkscadeaus en hun nieuwe meubelen. Het resultaat was één grote, rokende krater. Nel, negentien jaar, weduwe en in een pril stadium van zwangerschap, keerde zonder een enkele bezitting terug naar haar ouders in Bandoeng. Daar werden kort daarop alle Nederlanders bijeen gebracht in omheinde wijken. Nel bleef met haar familie in de wijk Kareës in hun eigen huis, waar steeds meer families per kamer werden ondergebracht. Op 12 juli ‘42 werd in Kamp Kareës het zevenmaands kindje geboren met de namen van haar vader; toen het eindelijk tot Nel doordrong dat het een meisje was werd ze Roberte Christine Marianne genoemd. Nel heeft Robke met haar onuitputtelijke levenskracht door de verschillende jappenkampen heen gesleept. En andersom; dat kleine wezentje was immers een goede reden om zelf staande te blijven.
Het levende bewijs van deze kortstondige liefde, waarmee de familielijn van Rob Halberstadt werd voortgezet. Wij allen hier aanwezig, zijn dankbaar voor het leven dat Rob heeft geleefd, zij het veel te kort.
In de zomer van 2011 zijn zus Robke en haar gezin en man Rob en ik met z’n zessen naar Indonesië gereisd, om de helft van de as van onze moeder en oma bij haar eerste liefde in zee uit te strooien (de andere helft hadden we uitgestrooid bij mijn vader in De Vecht in de buurt van Loenen). Robke heeft die reis grondig voorbereid en dochter Helen heeft via internet ongeveer de plek kunnen lokaliseren waar Rob Halberstadt in zee terechtkwam.
We beginnen ons bezoek in Bandoeng. Vanaf het moment van samenkomen in de geboorteplaats van zowel onze moeder als van Robke, voelen wij de familiekriebels door onze aderen stromen. We lopen door de Goentoerlaan waar mam haar jeugd doorbracht met haar ouders, zusje en broertje. We staan voor het toenmalige ziekenhuisje waar Robke geboren is. De boekhandel van onze grootvader, Toko Boekoe Visser aan de Grote Postweg (nu Jalan Asia-Afrika) is er helaas niet meer. Van hem rest slechts zijn graf op de imposante erebegraafplaats Leuwigajah in Tjimahi, aan de rand van Bandoeng. Bij de voet van het eenvoudige witte kruis strooien wij wat van mam’s as bij haar dierbare vader, die in jongenskamp Baros 6 bezweek aan een verwaarloosde dysenterie en door zijn inmiddels 15-jarige zoon Henk werd begraven.
Met de trein rijden we door het adembenemende landschap naar Soerabaja. Daar gaan we op zoek naar een betaalbaar bootje dat ons naar de plek kan brengen waar Rob Halberstadt met zijn toestel in de Javazee terechtkwam. Bij toeval komen we met twee ruige, maar verlegen bootsmannen in contact. Vanuit de drukte van de haven varen zij ons met hun kleurrijke houten pruttelbootje naar het stillere water. Geknield strooit ieder van ons een deel van de as over de reling in de zee. Met de witte bloemen als uit het bruidsboeket, dwarrelen onze gedachten mee, aan die twee mensen met wie wij op een bijzondere manier verbonden zijn. Achter ons staan beide moslimmannen zichtbaar aangedaan hun gebeden te prevelen.
Mam is thuis, in haar prachtige moederland, bij haar lief die zij nooit vergeten kon, terug bij Rob Halberstadt. Even is zus Robke dicht bij de vader die zij nooit heeft gekend en man Rob bij de onbekende oom die omkwam in dat verre Indië. Wij voelen allen de reikwijdte van dit moment.
Hier raken verleden en heden elkaar.
Zo leeft ook Rob Halberstadt voort, in onze harten, in onze verhalen.
Montfoort 29 april 2016
Hélène Mercier (dochter van Nel Elfring)
Hun beider inspanningen hebben er toe geleid dat het Mobilisatie Oorlogskruis kon worden toegekend aan Rob Halberstadt.
Tenzij anders aangegeven zijn de opnamen bij dit artikel afkomstig van Bert van Willigenburg.