Abraham Crijnssen Commandeur bij de Admiraliteit van Zeeland
Abraham Crijnssen
Overleden omstreeks of voor 18 juni 1669, Commandeur bij de Admiraliteit van Zeeland (Holland), verdiende zijn sporen door mee te strijden in de rivier-en de tweedaagse zeeslag als bevelhebber van het fregat Zeelandia. Daarbij boekte verschillende successen en vielen zijn strategie en zeemanskennis op.
Hij daarom ook het bevel kreeg over een vloot. Op 30 december 1666 vertrok Crijnssen met zeven schepen uit Veere met de opdracht de Engelsen in West-Indië zoveel mogelijk afbreuk te doen.
Aan boord waren 700 opvarenden waarvan 225 soldaten de landmilitie.
Op 25 februari 1667 arriveerden de schepen voor het Fort Willough bij Paramaribo.
Na een beschieting gaven de Engelsen zich over. Crijnssen herdoopte het fort in Zeelandia. Na Berbice en Esseguibo versterkt en Tobago bezet te hebben, zeilde hij naar Martinique en werd aldaar overreed samen met een Franse eskader tegen de Engelse slag te leveren bij het naburige eiland Nevis. Deze bleef onbeslist doordat de Fransen zich terugtrokken.
Na een succesvolle aanval op Engelsen schepen in de monding van de Jamesrivier ( Virginia) keerde Crijnssen terug naar Zeeland, maar op het bericht dat de Engelsen Suriname heroverd hadden werd hij weer naar Suriname gezonden.
Op 28 april 1668 nam hij Suriname opnieuw, en thans voorgoed, in bezit voor de Staat der Nederlanden.
( dit verslag werd overgenomen uit www.suriname.nu )
De Hr.Ms.Abraham Crijnssen
Hr.Ms. Abraham Crijnssen (C) was een Nederlandse mijnenveger van de Jan van Amstel Klasse gebouwd door de scheepswerf Gusto uit Schiedam. Het schip was vernoemd naar de Nederlandse commandeur Abraham Crijnssen
Kiellegging | 21 maart 1936 | |
Tewaterlating | 22 september 1936 | |
In dienst gesteld | 26 mei 1937 | |
Uit dienst gesteld | 1961 | |
Algemene kenmerken | ||
Waterverplaatsing | standaard 460 ton maximaal 525 ton |
|
Afmetingen | 55,8 x 7,8 x 2,2 m | |
Bemanning | 45 koppen | |
Techniek en uitrusting | ||
Machinevermogen | 1.600 pk | |
Snelheid | 15 knoop[ | |
Bewapening | 1 x 7,6 cm kanon 4 x 12,7 mmluchtafweergeschut 40 x zeemijn |
De mijnenveger Hr.Ms. “Abraham Crijnssen” ging een avontuur tegemoet vanuit Soerabaja, in deze laatste dagen werd door mij besloten Hr.Ms.”Crijnssen” te camoufleren, gezien de geringe kans om op dat tijdstip nog normaal uit te wijken.
op 6 maart 1942 ten 21.30 uur vertrok Hr.Ms. Crijnssen” naar zee.Voor de overtocht naar Australië mag ik u verwijzen naar onderstaand reisrapport.
Maar eerst wat er vooraf passeerde:
Een verklaring van de oudste-off. Hr.Ms. Abraham Crijnssen” over evacuatie Crijnssen uit Soerabaja.
Begin maart 1942 diende ik als oudste-officier a/b Hr.Ms. “Abraham Crijnssen”.
In de middag van 4 of 5 maart 1942, toen de Crijnssen te samen met de 3 andere boten van de divisie, te weten de Bitter, van Amstel en de Dubois, gemeerd lag aan de Kruiserkade te Soerabaja, werden de 4 commandanten van deze boten te samen geroepen bij de divisiecommandant, de Ltz I Lebeau.
Aangezien mijn commandant de Ltz van Miert, op dat ogenblik niet aan boord was, ging ik in zijn plaats naar deze bijeenkomst. Aanwezig waren de Ltz. Dekker, cdt Bitter, Ltz. de Greeuw, cdt. van Amstel, en Ltz. de Jong, cdt. Dubuis, en misschien nog een of twee oudste-officieren van de boten, maar dat kan ik me niet herinneringen.
De Ltz. Lebeau deelde ons bij die gelegenheid mede, dat hij de divisie ontbond en dat het aan de commandante werd overgelaten, of ze nog met hun schip wilden uitwijken, of het schip wilden vernietigen en met hun bemanning onder bevel van de landmacht de strijd voort te zetten. Wij moesten daar toen een beslissing nemen en mij bekend was, dat ook mijn commandant van Miert steeds van plan was geweest om met zijn schip te vertrekken en het schip daartoe ook steeds gereed had gehouden, deelde ik de heer Lebeau mede, dat de Crijnssen naar Australië zou vertrekken; de drie andere bootcommandanten deelden toen aan Lebeau mede, dat zij niet zouden vertrekken.
Hierna ben ik naar mijn schip teruggegaan, heb een “alle hens” voor de boeg gehouden en de bemanning voor de keus gesteld om mee te gaan of aan te sluiten bij het K.N.I.L. Ongeveer de helft van de bemanning verkoos niet mee te gaan , waaronder alle onderofficieren, alle inlanders en de meeste Indische jongens. Ik ben toen op de andere mijnenvegers en ook op de Gouden Leeuw liefhebbers gaan vragen om mee te gaan; ondertussen was mijn commandant teruggekeerd en deze is toen ook liefhebbers gaan vragen. Dienzelfde middag hebben wij nog onze olievoorraad aangevuld uit de Eland Dubois en de volgende morgen hebben wij met man en macht het schip zo goed mogelijk gecamoufleerd en van voorraden voorzien.
Ik herinner me dat, terwijl ik toezicht hield bij het camoufleren, de Ltz. Lebeau tot mij zei, dat het onverantwoordelijk was de matrozen te misleiden met het idee, dat ze er nog uit zouden komen.
Voor zover ik mij kan herinneren, is op 6 maart nog een order gekomen van CMR, dat de andere ook moesten uitwijken; ik herinner mij, dat de oudste-officier van de van Amstel, de Ltz. Leyte, op mijn vraag wat zij zouden gaan doen, antwoordde dat de van Amstel en de Dubois waarschijnlijk net verder zouden komen dan Straat Madoera en daar zouden zinken. De oudste-officier van de Eland Dubois is met ons op de Crijnssen uit Soerabaja vertrokken. De Pieter de Bitter is buiten de Madoerakade op de middag van 6 maart 1942 gezonken en de oudste-officier van dit schip, Ltz. Winkelman, is ook met de Crijnssen meegegaan. Verder gingen nog mee enigenofficieren van de Gouden Leeuw en de OMSD Ehrenburg, terwijl de Ltz. Lebeau op het laatste ogenblik nog als passagier aan boord stapte. Toen wij uitvoeren waren er aan boord van de Crijnssen twee onderofficieren-machinist van de Gouden Leeuw, maar geen bootsman of schipper. De Crijnssen vertrok op 6 maart 1942 te uur door het Oostervaarwater naar buiten. Ik herinner mij, dat de Ltz. van Miert bijzonder ontstemd was over den Ltz. Dekker, aangezien deze hem geen manschappen had willen afstaan.
Op maart 7 maart 1942 kwamen wij bij het dag worden bij de Gili’s, waar wij dien dag onder bescherming van onze camouflage zouden blijven liggen. Tot onze ontsteltenis troffen wij daar toen aan de van Amstel en de Dubois, die daar geheel zonder camouflage ten anker lagen; wij hebben een andere ligplaats buiten zicht van deze schepen opgezocht.
Aangezien Ltz. van Miert wist, dat de andere schepen van onze divisie niet voornemens waren om zoals hij uit te wijken, werd de laatste tijd zoveel mogelijk contact met deze schepen vermeden; teneinde weglopen van onze inlandse bemanning vóór ons vertrek te voorkomen, zijn b.v. een der laatste dagen, terwijl het schip ter rede geankerd lag, de vrouwen van de inlandse schepelingen aan boord gebracht en in de gelegenheid gesteld de nacht door te brengen.
Toen wij van Soerabaja vertrokken, was het aan boord, bekend dat de mijnenleggers Gouden Leeuw en Krakatau, van welke schepen wij aanvulling voor de bemanning hadden gekregen, niet meer zouden vertrekken. Dit werd door iedereen vanzelfsprekend geacht, aangezien het op dat ogenblik voor dergelijke schepen volslagen onmogelijk werd geacht om met succes een poging tot uitwijken te doen.
w,g, A.D.H. Heringa Ltz II 7-3-1947.
De bemanning bestaat uit de Commandant,
Ltz 1e kl. A. van Miert en de officieren
Ltz 2e kl. A.D.H. Heringa
Ltz 1e kl. J.R.L. Lebeau Div.Cdt. ( passagier) Pav.MKO
Ltz 2e kl. C.H. van Eeghen ” ex “Gouden Leeuw
Ltz 2e kl. V.R.Y. Winkelman ” ” “P. de Bitter”
Ltz 2e kl. J.P. Rottgans ” ” Mijnv. A ”
Ltz 2e kl. KMR. Jongens ” ” ?
Ltz 2e kl. KMR. H. J.v. der Weijde ” ” “Eland Dubois”
Off. M.S.D. 2e kl. J. Ehrenburg ” ” “J. van Amstel”
Off. M.S.D. 2e kl. R.A. Dekker ” ” ” Goeden Leeuw”
Verpleegster A.A.M. Andreoli-Vestdijk ” ” ” C.B.Z. Hospitaal
Later de bemanning aan boord van de Hr.Ms. “Abraham Crijnssen”
Een order kwam uit van de Commandant der Marine te Soerabaja.
No S 264/1 ZEER GEHEIM
Onderwerp Uitwijken naar Australië
ZEER GEHEIM
Hierbij gelast ik u met uwen onderhebbende bodem, ( divisie c.q. groep) op mijn sein K.P.X. ( repatriëerden ) voorafgegaan door naamsein, hetwelk per radio-telegrafie c.q. radiotelefonie of per lijntelefoon c.q. ordonnans zal worden gegeven, volgens uw inzichten op de veiligste wijze de marine basis te verlaten met bestemming Australië. Uw schip mag nimmer in handen van de vijand vallen, waarvoor voorbereidende maatregelen dienen te worden genomen. Tijdens de overtocht naar Australië radi bezetten op CZM-frequentie.
De Schout-bij-Nacht
Commandant der Marine te Soerabaja.
P. Koenraad
Aan:
De Commandant van
Hr.Ms. Crijnssen.
In deze laatste dagen werd door mij besloten Hr.Ms. Crijnssen te camoufleren, gezien de geringe kans om op dat tijdstip, nog normaal uit te wijken.
Op 6 maart 1942 ten 21.30 vertrok Hr.Ms. Crijnssen naar zee. Voor de overtocht naar Australië moge ik verwijzen naar onderstaand reisrapport:
Reisrapport van Hr.Ms. “Abraham Crijnssen”
6 maart 1942 ( vertrek Soerabaja) – 15 maart 1942 ( aankomst Geraldton West Australië)
Gedurende de dag van 6 maart 1942 aanvullen van de bemanning uit liefhebbers voor eventueel uitwijken na bekomen opdract. Camouflren het schip volledig met verf, takken en groen. Laden water. Ontmeren ten 21.30. Nemen zeiljacht Urania op sleeper. Stomen onder de Zuidwal van Madoera naar straat Madoera, vaart 10 mijl; oorlogswacht gevechtverlichting bij.
Wijken ten 23.50 uit om de zuid voor niet te identificeren silhouetten, zetten aan tot 12 mijl en stomen bezuiden Kambing langs in koers Oost naar Gili’s. Laten ingevolge afspraak ten 02.00 van zaterdag 7 maart het jacht Urania schieten. Naderen in de ochtendschemering Gili Radja, alwaar Hr.Ms.” Jan van Amstel” en “Eland Dubois”op elkaar afgemeerd, worden aangetroffen.
Verstomen in verband met het niet gecamoufleerd zin van deze schepen naar Gili Genteng. Raken bij een poging om zeer dicht onder de wal te ankeren ( in verband met takken-camouflage licht geboeid. Strijken motorsloep. Houden met de motorsloep het achterschip vrij en komen bij vallend water en achteruitslaande machines weer vlot. Komen vervolgens ten anker. Blijven gedurende de dag van Zaterdag 7 maart ten anker. Houden personeel op post volgens oorlogswacht. Houden scherpen uitkijk. Verversen takken-camouflage van het schip.
Lichten ten 18.30 het anker en stomen met 12 mijls vaart bezuiden Sapoedi en raas, tussen Goa-Goa en het Karang Takat-rif door en benoorden Kangean langs naar Aloean, alwaar in de ochtendschemering van Zondag 8 maart wordt geankerd. ( Aloean is één van een groep kleine eilandjes benoorden Kangean).
Blijven gedurende de dag van Zondag 8 maart ten anker. Houden scherpen uitkijk. Vervangen dode camouflagetakken door vers groen. Lichten ten 18.45 het anker en stomen met 12 mijls vaart om Z.O. tussen Pageroean en Sekala door en zetten van daar koers op Tandjoeng Sarokaja ( Soembawa) . Wijken ten 23.00 uit om de zuid tot 23.00 voor niet te identificeren silhouet op grootte afstand. Ten 23.30 vervolgen oude koers. Strijken in de ochtendschemering van Maandag 9 maart, op een halve mijl afstand van de wal, de motorsloep en zenden deze bewapend met karabijnmitrailleurs en geweren ter verkenning de Poto-Paddoebaai in. Stomen na deze verkenning de baai binnen en komen aldaar ten anker.
Blijven gedurende de dag van Maandag 9 maart ten anker. Vernieuwen de gehele takken- en groencamouflage. Slaan verversingen in o.a. enige honderden klappers in verband met drinkwatervoorzieningen.
Ontvangen aan boord een ambtenaar van de Sultan, onderdistrictshoofden en de K.P.M. vertegenwoordiger ter verkrijging van inlichtingen omtrent de vijand, luchtactiviteit en scheepsbewegingen in Straat Alas.
Verzoeken deze lieden gedurende de dag de laatste gegevens te verzamelen en de gegevens uiterlijk ten 16.00 te komen rapporteren. Verkrijgen ten 15.30 de laatste berichten omtrent de vijand:
“Op Soembawa voor zover bekend geen japanners; sinds de laatste vier dagen geen vliegtuigen gezien; de laatste nachten zijn op verschillende plaatsen lichten gezien ((Lampoe center) en gedurende de laatste nacht tweemaal zoeklichten die de wal van Soembawa beschenen.”
Deze berichten zijn vooral wat plaatsbepaling betreft nogal vaag. Lichten na het hijsen van de motorsloep en de jol, ten 17.30 het anker, stomen de baai uit. personeel in alarmstelling, zwemvesten om. Stomen met 12 mijlsvaart langs Tandjoeng Sarokaja, AjarTawar, Seringget, Pandjang en Kenawa naar Tandjoeng Laboe Beroe.
Vandaar met 13 mijlsvaart beoosten Belang dicht onder Soembawa-wal naar Poeloe Doea. Vandaar om de zuid beoosten Sasait langs Tandjoeng Benére naar Tandjoeng Amat. Bepalen ten 22.15 aan de Zuidelijke ingang van Straat Alas, koers 190 r.w.; zetten aan tot 13.5 mijl. Gaan te middernacht over van alarmstelling in oorlogswacht.
Vervolgens op Dinsdag 10 maart 1942 koers 10 r.w. . Zetten ten 04.00 aan tot 14 mijl. minderen ten 13.00 ter besparing tot 10 mijl. Verwijderen ten 16.00 de takken-camouflage, houden schoon schip. Bepalen zeewacht.
Vervolgens op Donderdag 12 maart 1942 koers 190 r.w. Houden bestek bij door middel zons-en sterobservatie. Ware plaats op de middag van 11 Maart 1942:
15 – 21 Z.
115 – 13.0 O.
Vervolgens Donderdag 12 Maart 1942 koers 190 r.w. Ware plaats op de midden van 12 maart 1942:
18 – 40 Z.
114 – 24 O
Veranderen ten 21.00 koers tot 180 r.w.
Vervolgens op Vrijdag 13 maart 1942 koers r.w. Krijgen ten 0800 zicht van land
( North-West Cape). Krijgen ten 0900 peiling van de vuurtoren Vlaming Head. St. Stomen langs West Australië om de zuid.
Bij de bemanning aan boord bij de Crijnssen was ook een verpleegster uit het C.B.Z. in Soerabaja
Vervolgens op Zaterdag 14 Maart 1942 de reis langs de Westkust van Australië, komen ten 12.00 ter rede Geraldton. Krijgen ten 12.15 loods aan boord, stomen de Inner Harbour binnen. Meren aldaar ten 12.30 over Bak Boord. Achter de Hr.Ms. “K8” en bepalen reewacht
Van Geraldton werd doorgestoomd naar Fremantle alwaar bij aankomst Onderzeeboot Hr.Ms.”K12″ met aan boord een gedeelte van de Marine/Staf Soerabaja,werd aangetroffen,. Definitieve orders kwamen daarna eerst pas na ongeveer een maand. De stilligtijd werd besteed aan reparatie met eigen middelen. In de tweede helft va April vertrekt Hr.Ms Abraham Crijnssen in opdracht van de Commandant Marine Australië en ter begeleiding van Hr.Ms.”K9″en “K12” van Fremantle via Adelaide en Melbourne naar Sydney ( aankomst Sydney ongeveer half mei).
Hr.Ms. “Abraham Crijnssen” gaat aldaar in reparatie bij de marinewerf, o.a. wordt een asdic-installatie ingebouwd. Na beëindiging van de reparatie vertrekt het schip in opdracht van Commandant Marine Australië begin Augustus 1942 naar Melbourne om aldaar te worden opgelegd. Eind Augustus of begin September 1942 werd het commando op de hr.Ms. “Abraham Crijnssen” door mij neer gelegd.;
Aan boord bij de bemanning tijdens deze reis naar Australië tel ik buiten de officieren en een verpleegster 47 marinepersoneel waaronder
10179 Kwartiermeester J.J. de Jong
11559 ” ” P. van der Klis
10611 ” ” P.van Leeuwen
10059 ” ” J.A. de Bruine
11364 Kpl.Konstabel P. Gootjes
13622 Matroos 1e klas J.D.M Theunissen
13885 ” ” C.J. van Eijk
15005 ” ” P. Ploeger
14666 ” ” J. Kaptein
14651 ” ” W. Willeboordse
13487 ” ” T. Witte
14867 ” ” J. Rumkorf
14556 ” ” T.van Velzen
14854 ” ” W.C. Kornman
13857 ” ” J.J. Trijsburg
14879 ” ” E. Lap
15162 ” ” P.J.C. van Holten
15179 ” ” J.M. Nieuwenhuize
15273 Matroos 2e klas P. Hartman
16146 ” ” J.A. Groen
14821 ” ” J. Mennega
16325 ” ” J. Tuit
15294 ” ” J. Bos
13726 ” ” A.G. van Dam
14933 ” ” J.J. Wenneman
15051 ” ” J. Rooij
16124 ” ” C. Wattel
8494 Sgt.Machinist J.Jaggie
28818 Mil. Sgt.Machinist J. Essen Stam
9445 Kpl. Machinist K.H. Holster
12882 Adsp. Kpl. Mach. A.Dijksman
13218 Stoker Olieman F.J. Rossier
20183 ” ” F.G. Bouwmeester
14030 ” ” M.J. Gelok
20166 ” ” P. Tromp de Haas
1468 Stoker 1e klas M. T. F. Majoor
14232 ” ” C. Beekma
14222 ” ” J. A. v der Ende
14023 ” ” M. v den Hurk
20194 ” ” A. J. Jilisen
15749 ” ” N. Visser
14379 ” ” A. v. der Sluijs
2856 Inh ” Panoot
20754 Stoker 2e klas W.J Frans
789/Z ” ” B. de Graaf
14920/D Mil. Stoker E.L van Amersfoorth
10508 Kpl Kok G.J.A. Hoekmeijer