Verzetsverslag beschreven door Jacobus Uneputty Koninklijke Marine matroos 1e klasse.
Nederlands-Indië.
1. Het Eiland Haruku
Het eiland Haruku ligt ten oosten van Ambon met twee andere eilanden Lease en Nusa Laut. Het is het dichtsbij gekegen eiland bij Ambon. Het werd vroeger Boang Besi genoemd, wat eigenlijk het zuidelijke gedeelte daarvan is, dat door de Christenen wordt bewoond. Het ligt krap op twee mijlen van Ambon’s oosthoek en is drie mijlen lang en twee breed. Het is al vanouds in twee delen verdeeld geweest , waarvan de Christenen het zuidelijke Boang Besi bewonen en de Moren het noordelijke Hatuhaha geheten. Het Christelijke gedeelte had vroeger zeven en tegenwoordig acht negorijen, alle Ulisiwa’s. waarvan Oma de eerste en voornaamste is.
2. De familie Uneputty
Ik ben geboren op 3 juli 1912 op het eiland Haruku in kampong( negorij) “Oma”. Ik ben de jongste zoon van Christoffel Uneputty en Saartje Suripatty en heb 3 broers waarvan mijn broer Tjiti de oudste is van de familie gevolgd door broer Dirk Ede. Mijn oudste zus heet Mama Oba, gevolgd door Tata Coup en Opi Sofia, Mijn vader is de een na jongste van zeven kinderen. Mijn zusje Mimi is de jongste van de familie.
Mijn jeugdjaren tot mijn achtjarige leeftijd heb ik doorgebracht op kampong Oma. Na de 1e wereldoorlog moest ik van mijn ouders maar vooral van mijn vader naar Ambon vertrekken om daar met mijn twee oudere zusters naar school te gaan “Mardika” gezeten.
3. Baan in een drukkerij
Na het behalen van mijn diploma wilde ik verder gaan leren maar omdat de kosten voor studie te duur was ben ik in 1927- toen ik 15 jaar oud was- gaan werken bij een drukkerij in Ambon Stad. De directeur was de heer -Engel, zo weet ik nog en de eigenaar van de drukkerij was dhr. Ong-Kie- Hong een vooruitstrevende man. Hij sprak Nederlands en liet zijn kinderen studies volgen in Nederland. Ik verdiende f 2,50 in de week in de drukkerij.
4. Inschrijven Marine
In 1928 voer de Hr Ms. Mataran de haven van Ambon binnen voor het werven van personeel voor de Marine. Ik heb me hiervoor gemeld maar ook als nog een hele jonge jongen hiervoor ingeschreven. De keuring vond plaats door de dokter van de Hr.Ms. Mataran en een arts van het militair hospitaal op Ambon. Na de keuring in april 1928 kreeg ik te horen dat de uitslag positief was.
Omdat ik op dat moment nog geen 16 jaar was moest ik van mijn ouders een ondertekende verklaring hebben, dat er geen bezwaar bestaat tegen mijn aanmelding. Deze verklaring zo wist ik, zou nooit door mijn ouders worden ondertekend. Uiteindelijk wist ik mijn oudste broer Tjiti Uneputty ervan te overtuigen om de verklaring te ondertekenen zonder medeweten van mijn ouders en vooral zonder mijn vader hierover was ingelicht.
In april 1928 komt een K.P.M. ( Koninklijke Pakketvaart Maatschappij) op Ambon. Met deze boot ben ik naar Makassar gegaan voor de Marine Opleiding op de K.I.S. (Kweekschool voor Indische Schepelingen) De duur van deze opleiding was anderhalf jaar. Een jaar Makassar en 6 maanden praktijk op het opleidingsschip Hr.Ms. “De Zeven Provinciën
Een foto van de Hr. Ms.”De Zeven Provinciën” te Makassar
5. Opleiding en overplaatsingen
November 1929 heb ik mijn opleiding afgesloten en bij ik geplaatst op het schip Hr.Ms. Java. In 1932 ben ik overgeplaatst naar de Hr.ms. “Sumatra”
In 1933 ben ik overgeplaatst naar de M.L.D.( Marine Luchtvaartdienst) Soerabaja Morokrembangan tot Juli 1935. Daarna ben ik overgeplaatst naar de Hr.Ms. Willebrord Snellius ( Hydrografische Dienst) waar ik tot 1936 op heb gevaren. Gestationeerd op Batavia ( Tg.Priok) heb ik gevaren op de Banga Billiton zee. Gestationeerd op Ambon heb ik in en na 1936 gewerkt ten zuiden van Nieuw-Guinea. Gestationeerd op Makassar heb ik in 1937 gewerkt/gevaren in de Makassar zeestraat. In 1938 ben ik naar de Kaderschool ( MKO) Marine Kazerne Oedjong in Soerabaja gegaan voor een 1 1/2 jaar durende kaderopleiding. Zes maanden theorie, zes maanden praktijk en zes maanden herhaling en verder examen.
6. De oorlog breekt uit
De oorlog breekt uit in Europa. Ik word overgeplaatst naar de Hr.Ms. “Soemba”. In juni 1941 word ik van Hr.Ms. “Soemba” overgeplaatst naar een vier boten ( A, B, C, D ) bestaande Divisie Mijnenvegers.
Tot 1942 bestaan de werkzaamheden uit verrichten van oefeningen met de Divisie mijnenleggers en mijnenvegers. Op 27 februari worden door Japanse vliegtuigen luchtaanvallen uitgevoerd op de Marine Vlootbasis Soerabaja. Bij deze luchtaanvallen werden verschillende schepen o.a. mijnenvegers, kleine patrouillevaartuigen tot zinken gebracht of onbevaarbaar gemaakt. Ook de schepen van de Divisie waar ik zat raakten onklaar. Na deze aanval is de bemanning van de divisie overgebracht naar het M.K.O. ( Marine Kazerne Oedjong) Soerabaja. Van de Commandant van het MKO krijgen we de opdracht om het Marine Etablissement van Soerabaja te verdedigen ( 28-2- 1942) . Op 8 maart volgt de capitulatie.
De mijnenvegers van de 1e Divisie waren de ( A,B,C,D ). Op 6 augustus 1930 vertrok de A samen met de andere schepen van de A-klasse B, C, en D richting Nederlands-Indië. Gedurende de reis werden schepen gesleept door de sleepboten Friesland en Vlaanderen. Het konvooi arriveerde op 20 oktober 1930 in de haven van Soerabaja.
De aanval van Japanse vliegtuigen op 27 februari 1942 op de Marine haven van Soerabaja maakte de mijnenvegers van de A-Klasse onbruikbaar, door Marine personeel werden de schepen afgezonken opdat de vijand deze schepen niet meer konden gebruiken. Er werden rapport van gemaakt door de Commandant Zeemacht. Hieronder een verslag van een Inlandse Marine korporaal-machinist W.H. Lopulalan
De gestelde vraag aan hem: Hebt u een evacuatiebevel ontvangen?
Neen, ik heb geen evacuatiebevel ontvangen. Bij het bombardement op 1 maart1942 werden de mijnenvegers A en B, naast elkaar liggende in het bassin, zwaar beschadigd en kregen we opdracht, de beide mijnenvegers te laten zinken. We hebben gaten in de huid geslagen en de invloed van de circulatie open gezet zodat ze zonken. de schipper van de mijnveger A gaf ons toen opdracht ’s middags ten 13.00 uur op het station Semoet ( kotta) te zijn, teneinde met de trein te vertrekken. Hij zei hier niet bij wat de bedoeling was en waart de trein naar toe ging.Ik was ’s middags 1 maart op tijd op het station en ik ben met bedoelde trein weggereden. Onder leiding van de schipper en de Maj.mach. Le grand, beide van de mijnenveger A.
Bevestiging van het onklaar maken van de Mijnenvegers A en B.
Eindbestemming was Tjilitjap waarvan vele Marine personeel zijn vertrokken naar Colombo.
Wat betreft de mijnenveger “A ” is toch nog gebruikt geweest door de Japanse Marine, na de verovering van Soerabaja werd de “A ” door de Japanse strijdkrachten gelicht. De Japanse Marine repareerde het schip en nam het op 17 januari 1943 in dienst als hulponderzeebootjager Cha 113. De bewapening van het schip werd uitgebreid van 2x 12 mm mitrailleurs naar 1x 47 mm, 3x 25 mm 1x 13 mm mitrailleurs en 8 dieptebommen. Het schip werd uiteindelijk op 23 juni 1945 in de buurt van de Talembau-eilanden door de Amerikaanse onderzeeboot Hardhead getorpedeerd.
7. Inval Japan met internering Jaarmarkt.
Japanse soldaten vallen rond 20 maart 1942 Oost-Java binnen. Soerabaja is bezet. De orders van de Japanse bezetter via de radio of luidsprekers door de stad luiden , dat alle militairen zich moeten melden op het Jaarmarktplein een van de grootste interneringskampen.
Ik heb mij 28 maart 1942 gemeld. Hier word ik geïnterneerd samen met geallieerden w.o. Engelsen, Amerikanen, Australiërs, Nederlanders, Ambonezen, Menadonezen, Javanen,, Timorezen, Javanen worden later vrijgelaten. Ongeveer anderhalf maand vanaf 28 maart tot 20 mei ben ik op het Jaarmarktplein gebleven. Waarbij elke dag zware corveeën moesten worden verricht.
A. Japanse administratie B. Grote hal C. Klompenmakers
D. Pindafabriek E. Engelse officieren F. Keuken
G. Toko H. Ziekenafdeling K. Voetbalveld M. Hoofdpoort
N. Afd Pertukangan R. Heuvel voor bewakers S. Douches
T. Parade-terrein U. Kamp-artiesten V. Vogelkooi W. Latrines
Z. Wacht
8. Overplaatsing en transport
Na op de Jaarmarkt gevangen te hebben gezeten ben ik overgeplaatst. De meeste Ambonezen worden overgebracht naar een KNIL-kazerne Darmo. Na anderhalf maand op Darmo worden wij rond 15 juli overgebracht naar Bandoeng. Dit ging met de trein vanuit Soerabaja station. Vanaf hier worden we met de vrachtwagen naar de landingsbaan gereden om werk te verrichten. Na 3 of 4 weken keren we terug naar Soerabaja waar we op 20 september 1942 met 2 Japanse transportschepen en ca 1500 gedetineerden Ambonezen richting Ambon gevaren.
De schepen komen ongeveer 4 oktober 1942 aan. De gedetineerden worden ingekwartierd op verschillende KNIL-kazernes, lege scholen of lege huizen. We blijven echter niet lang op Ambon. Na ca. 14 dagen worden we aan boord gezet van 3 kleine transportschepen en varen verder in de oostelijke richting. De vertrek tijd uit Ambon vond plaats tussen 23-24 uur om mogelijke spionage uit te sluiten. Ongeveer 21 oktober 1942 wordt een van de 3 transportschepen door geallieerde vliegtuigen gebombardeerd. Vele krijgsgevangenen verliezen hierbij het leven of worden vermist.
Na 3 dagen varen komen de overige 2 transportschepen ’s nachts in Adoud en Saumlaki op Tanimbar aan. Hier wordt ’s nachts het oorlogsmateriaal met zeer zware arbeid door de gevangenen van boord gelost. We worden in groepjes verdeeld over het hele eiland vol met Japanse en Koriaanse soldaten, die de bedoeling hebben Australië aan te vallen en te bezetten.
9. Stationering op Tanimbar
Met een groep van 27 gedetineerden word ik gestationeerd op Rentes voor het maken van een vliegveld aan het zuidelijke gedeelte van het eiland Tanimbar dicht aan zee. De leider van onze groep van 27 is de toenmalige sergeant infanterie 1e klas Wenno, thans wonende in Opheusden. Naast mij slaapt Salampessy een man van boven de 55 jaar. Voor hem is de inspanning te veel geweest. Hij is bij het appel niet meer gezien geworden. Vermoedelijk een hartverlamming.
10. Verzetsgroep
Rond juli 1943 hebben met z’n vijven besloten om in het verzet te gaan. De namen zijn:
Lala Menadonees huidig adres onbekend
Muntuan Menodonees gestroven op Soumlaki
Manusiwa Ambonees wondende te Opheusden
Hutuely Ambonees wonende te Gennep
Uneputty, matroos 1e klas Ambonees wonende Loosdrecht.
De operaties gebeurden altijd ’s avonds van half 10 tot half vijf in de ochtend en altijd in het donker. Na terugkomst hebben we 1 1/2 uur over om te slapen. De afstand tussen Japans objecten en onze barakken liggen ver van elkaar. Japanners zijn als het donker is angstig en vooral als ze midden in de rimboe zitten.
11. Verzetsacties
De verzetsacties bestonden uit het stelen van rantsoenen uit de Japanse keuken. Als geïnterneerde bestaat je eten slechts uit 2x een handje vol rijst in de morgen en in de avond. Uit de keuken is door onze groep ketella, sago, vis in blik, gedroogde vis, kasbie of patat, ketjap en voornamelijk rijst gestolen. Ook het doorknippen van telefoonverbindingen tussen het hoofdkwartier op Linggat en de kleinere detachementen deden we als verzetsgroep. Verder wat we deden was het ontdoen van wapens van hun slagpin in de munitie bergplaats van vliegtuigen en kleine schepen ne het onklaar maken van de vergrendeling van geweren.
12. Zelfophanging
Het gestolen voedsel wordt hoofdzakelijk verdeeld aan de oudere mensen die niet sterk genoeg meer waren. Aanleiding hiertoe was de zelfophanging van twee Menadonezen, die gezien hun leeftijd niet meer in staat waren om de zware arbeid vol te houden. Ook aan dominee Sitanala hebben we gestolen etenswaar en goederen gegeven. Die deze aan de plaatselijke bevolking verdeelde.
Hierboven een groepsfoto van Dominees in Holland waarbij ook Ds Sitalana staat bij een bezoek aan de oude Zeug, het zijn de Dominees
1e van links Ds Sahatapy
2e van links Ds Sitalana
4e van links Ds Matulessy
1e van rechts Ds Pattinasarana
met bewoners van het kamp.
De Oude Zeug is een zandplaat in het IJsselmeer, ten noordoosten van de Wieringermeerpolder.molukse woonoord
Nabij de werkhaven bevond zich een werkkamp, ook “Oude Zeug” genaamd. Dit werkkamp is, net als drie andere, oorspronkelijk aangelegd om arbeiders te huisvesten die werkten aan het herstel van de polder, nadat de Duitse bezettingsmacht die in april 1945 onder water had gezet. In 1954 werd dit werkkamp in gebruik genomen als Moluks woonoord, waar naar Nederland gehaalde Molukkers werden gehuisvest.[4] In 1956 werden enkele leiders van een ‘opstandige’ beweging uit woonoorden elders in Nederland gedwongen om met hun gezinnen naar dit woonoord te ‘verhuizen’ om ze te ‘isoleren’ van hun aanhangers. Het ging hier om de Partai Nasional Maluku Selatan, PNMS, die zich actief verzette tegen de wijze waarop de Nederlandse regering met de Ambonezen omging, en die door de Nederlandse overheid erg lastig werd gevonden. Enkele van deze bewoners van Oude Zeug werden in 1957 in het Huis van Bewaring te Scheveningen geïnterneerd.
13. Ter dood veroordeeld en langdurige mishandeling
Kort na de oprichting als verzetsgroep worden we door de Japanners al verdacht
’s avonds als het donker is gaan de bewakers na of alle gevangenen aanwezig zijn. Die avond treffen ze ons niet aan. Na terugkeer van de groep in het kamp worden we aangehouden en naar de kampcommandant gebracht. De commandant sprak alleen met onze 4 Japanse bewakers. Na een tijd krijgt ieder van ons een spade en worden we door onze 4 bewakers naar het strand gebracht. De bedoeling is al duidelijk. We worden ter dood veroordeeld en moeten onze eigen graf graven. Het weer is op dat moment slecht. Regen, onweer en blikseminslag. We hebben de kuil op ongeveer 1 meter diep gegraven. Een van de bewakers gaat dan terug naar de kampcommandant om verslag uit te brengen. na terugkomst maakt hij de overige 3 bewakers duidelijk te staken met het werk en ons “vrij” te verklaren. We worden verdeeld in twee groepjes.
1. Manusiwa, Hutuely en Uneputty
2. Lala en Mutuan
We worden met z’n drieën vastgebonden aan een boom en door Japanse soldaten mishandeld en geslagen. Dit als voorbeeld voor de geïnterneerden. Deze straf duurt 2 dagen en een avond totaal ca, 48 uur. Dat wil zeggen graven en vasthouden aan een boom. Toen gaven ze ons vrij en worden we overgeplaatst naar Lingat.
14. Bombardement en amputatie
Tijdens ons verblijf op de Tanimbar eilanden worden we continue gebombardeerd door gealliseerde bommenwerpers. Tijdens de bombardementen op Saumlaki door geallieerden vielen ook slachtoffers bij de geïnterneerden. Een van de slachtoffers is Muntuan. Hij werd getroffen door een scherf in zijn bovenbeen. Mijn medegevangenen Manusiwa, Tapary, Kessek, en ik zelf hebben hem naar een noodziekenhuis van de Jappen overgebracht. Daar is zijn bovenbeen op zeer primitieve wijze geamputeerd. Het enige hulpmiddel daar om zijn bovenbeen te amputeren is een houtzaag. Uiteindelijk heeft hij het niet gered en is in het ziekenhuis, wat slecht bestond uit een primitieve barak, aan zijn wonden gestorven.
Muntuan werd begraven later na de tweede wereld oorlog op het Ereveld Kembang Kuning te Soerabaja.
15. Vluchtplan naar Australië
In december 1944 wordt een poging gedaan om met een boot te vluchten vanaf Linggat
( Hat Bok Bok) naar Australié ( ca 500 km. hemelsbreed). We zijn met zijn vijven te weten: Lala, Manusiwa, Morres ( ik weet niet of ik die naam goed schrijf) ik zelf en nog een vijfde man. Ik kan zijn naam niet meer herinneren.
Dagen voor de vlucht hebben we contact gezocht met de Tanimbar bevolking
( betrouwbaar) voor hulp. Zij zullen tegen levering van 2 mooie broeken en 2 hemden, kleren, een zak rijst (gestolen uit de Japanse keuken) en nog meer spullen een prauw aan ons leveren. De afspraak met de prauw eigenaar was rond en hij zou de boot aan ons leveren. Op de avond van onze afspraak zijn we de man die de boot moest leveren niet tegengekomen.
16. Kans dood 90% kans leven90%
Na 1 uur ’s nachts zijn we gestopt met het zoeken naar de boot. Het plan om te vluchten moest ondanks deze tegenslag gewoon doorgaan. Aldus is besloten een rubberboot van de Japanners te stelen. Op de rubberboot bevinden zich roeispanen. Na 1 1/2 uur op zee, blijkt dat de boot lek was. Aangezien ik de oudste ben van de groep en bekend op zee zei ik tegen de anderen:
“Jongens als we verder gaan 90% kans dood. Als we terugkeren 90% leven. Hoe denken jullie?.
Iedereen is eenstemmig om terug te keren naar de plaats waar we af hebben gesproken met de boot. We komen terug op het strand en laten alles liggen. We lopen alle vijf veilig terug naar de barak waar we zijn gaan slapen. Omdat nooit bekend is geworden wie een poging heeft gedaan om te vluchten worden we gedwongen door de jappen om harder te werken. Dit uitte zich door o.a. zware corveeën, het graven van loopkelders, bomenhakken, vliegveld aanleggen en prikkeldraad langs het strand leggen. Voor de meeste van ons vooral voor de oudere mensen boven de 50 is het te zwaar. Jonge mensen krijgen beri-beri door gebrek aan vitaminen, huidziekten en zien bleek en marger. Velen van ons zijn zonder reden doodgeschoten waaronder een jongen van 18 jaar Birruri( roepnaam)
17. Begin van de zeeslag en bevrijding
Mei 1944 is het begin van de zeeslag. We horen zelf weinig van de oorlogstoestand maar via de plaatselijke bevolking horen we dat de Amerikanen dichtbij opereren. Amerikaanse vliegtuigen vallen Japanse schepen aan bij de Salomon eilanden, Guadalcanal, NW gebieden. De oorlog zal niet meer duren. Begin augustus 1945 komen pamfletten uit de lucht vallen met de tekst dat de oorlog is afgelopen. Japan capituleerd op 8 agustus 1945. In september zijn we bevrijd en opgehaald door Hr.Ms. Piet Hein ( de datum weet ik niet meer exact) Alleen marinepersoneel die op Taminbar krijgsgevangen waren konden mee. KNIL mensen moesten wachten op het K.P.M.- schip
18. Terug naar Ambon
Begin oktober komen de Marine gedetineerden uit Taminbar met een Marineschip op Ambon aan. Ik was met 15 anderen gedetineerd bij de KNIL-kazerne “Fort Victoria” op Ambon.
Niet lang daarna is er een O.A.Z. ( Oudste Aanwezige Zeeofficier) geplaatst. Onze Commandant is luitenant ter zee 2e klas Gerlach. Het Marine detachement O.A.Z. met ca. 15 mensen uit krijgsgevangenschap blijft voorlopig op Ambon tot de nodige voorzieningen ( kleding etc.) door Hr.Ms. Tromp op Ambon worden gebracht. Nadat we Marine kledij hebben gekregen blijven we nog 3 weken op Ambon. De O.A.Z. wordt opgeheven. In oktober 1945 ga ik naar Makassar het M.K.M. ( Marine Kazerne Makassar) onder bevel van Kolonel Hoogendoorn.
19. Verlof en trouwen
Wegens vervullen van een lange dienst mocht ik begin september 1947 2 maanden op verlof. Op 17 oktober 1947 ben ik getrouwd met Wilhelmina Hetharia en na mijn verlof ben ik teruggekeerd naar de afdeling Hydrografische Dienst in Jakarta. Na de oorlog krijgt iedere militair ( zeemacht) een routine doorlichting. In maart 1950 constateert de marine dokter van de M.K.W. te Jakarta een longafwijking in het Marine Ziekenhuis in Soerabaja. Ik kom onder behandeling van longspecialist Dr. Bouston.
20. Afgekeurd
Na ca. 75 dagen in het Marine Hospitaal te hebben gelegen zei de behandelend specialist dat ik was afgekeurd voor Militaire Dienst. Ik moest op advies van de dokter eerst terug naar mijn gezin in Jakarta in afwachting van een officieel oproep voor de Commissie in Soerabaja, die al dan niet beslist over een definitieve afkeuring. Na 2 1/2 maand word ik hiervoor opgeroepen. De commissie keurt mij af voor Militaire Dienst en het ontslag zal worden verzonden. De route naar Ambon was geblokkeerd. Ambonezen mogen niet terug naar Ambon. Ik verblijf met mijn gezin in Jakarta in afwachting van het vertrek naar Nederland.
21. Vertrek naar Nederland.
Op 21 april 1951 ben ik met mijn vrouw en twee dochters met het transportschip “Asturias” naar Holland gezet.
De Collectie Vertelt… over de Asturias
De Asturias verzorgde in 1951 het negende transport met Molukkers naar Nederland. Bij aankomst in Amsterdam telde het schip aanzienlijk meer passagiers dan bij vertrek.
De vaste medische staf van 47 personen was uitgebreid met 34 gedetacheerden onder wie een gynaecoloog, tandarts, operatiezuster, narcotiseur en 18 Molukse (hulp)verplegers en kinderverzorgers (m/v). Dat was geen overbodige luxe gezien het grote aantal zwangere vrouwen aan boord. De Asturias kan met recht een ooievaarsschip worden genoemd. Tijdens de reis werden 45 baby’s geboren (2 overleden spoedig). Een vrouw overleed aan een hartstilstand. Ook waren er enkele gevallen van mazelen, kinkhoest en longontsteking. Na Port Said was het zo fris dat de scheepsverwarming werd aangezet.
In 1945, na de oorlog, werd de Asturias aangekocht door de Britse admiraliteit. Deze liet haar naar Gibraltar en later naar Belfast slepen. Daar werd ze hersteld en ingericht als emigranten- en troepentransportschip. In die hoedanigheid voer de Asturias geregeld op Australië en Oost-Aziatische bestemmingen.
De Asturias vertrok op 23 april vanaf Tanjung Priok en op 24 april vanaf Semarang. Hoewel het een groot schip was, vervoerde het niet het grootste aantal Molukse opvarenden. Dat was de Fairsea met 1834 personen. Volgens de passagierslijst van de Asturias vertrok de boot met 1774 passagiers onder wie enkele Nederlandse militairen en burgers. Volgens database ‘De Aankomst’ ging het om 1702 Molukse namen. Van het Marinepersoneel zijn dat: D.J. Manuputty, D. Pattiapon en J. Uneputty. Ook waren er 4 zogenaamde Veiliggestelden aan boord: S.M.I. J. Alfons, sgt. M. Kols, sgt. J. Paliama en kpl. S. Siwalette.
In de middag van 16 mei meerde de Asturias aan in de haven van Amsterdam. De volgende dag werden de Molukse opvarenden met bussen naar Amersfoort vervoerd.
Na ongeveer 14 dagen vakantie word ik per brief opgeroepen, met de mededeling dat ik me moet melden in het Marine Opleidingskamp in Voorschoten. Hier onderga ik wederom een routineonderzoek en verblijf ik 14 dagen in de ziekenboeg.
Ik word ontslagen en overgebracht naar de S.M.D. ( Marine Sociale Dienst ) te Leiden. Na ca 1,5 maand krijg ik licht kantoorwerkzaamheden. In 1956 word ik overgebracht naar M.K.A. ( Marine Kazerne Amsterdam) waar ik tot 3 juli 1957 werkzaam ben geweest in het kledingmagazijn.
22. Nawoord
Door Samuael Uneputty namens de kinderen
Onze lieve vader Jacobus Uneputty getrouwd met onze lieve moeder Wilhelmina Hertharia. Dankzij de moed en de kracht van onze vader, de vastberadenheid van onze moeder en de wijsheid van beiden gekoppeld aan hun diepe geloof in de Heer, zijn we geworden zoals wij nu zijn en dankbaar. Wij kinderen van oorlogstrijders. Een strijder die nooit sprak over zijn oorlogservaringen of ontberingen tijdens gevangenschap en onze moeder met daadkrachtig, visie, tomeloze inzet,zorg en liefde voor haar man en kinderen. Onze dank voor hun is onmetelijk. Onze ouders, die hun plek moesten verwerven in een vreemd land, in een vreemde omgeving.
Wij buigen diep!
Irene, Maartje, Sarah en Samual Uneputty en alle kleinkinderen
23. Citaat