Hoe belangrijk was de communicatie vanuit de Indische archipel naar het vaderland Holland.
Al voor 1900 namelijk 1866 lag er al een telegrafie kabel op de bodem van de oceanen de Trans-Atlantische telegraafkabel. De telegraafkabel is vanuit holland naar Engeland via Ierland gegaan en daar vanuit naar Amerika.
Een Hollandsche samen met Deutschland bijdrage was de zogenaamde DNTG kabel
Deutsch-Niederländsche Telegraphen Gesellschaft. Via San Fransico werd verbinding gelegd naar Hawai, Midway,Guam Yap waar een splitsing lag naar Shanghai en daar vanuit naar Menado ( Celebes) .
De verbindingen waren een begin van de Communicatie wereldwijd maar het gaf vaak problemen toen er verschillende oorlogen werden gevoerd en de verbindingen werden stilgelegd.
De Trans-Atlantische telegraafkabel was het onderwerp van ontelbare preken en er werden vele hoogdravende gedichten over geschreven. De vreugde was echter maar van korte duur.
Teleurstelling in grote ideeën
Kort na de ingebruikname begon de kabel te storen, en hij viel op de vreemdste momenten uit om in september 1858 definitief de geest te geven. De reactie op dit nieuws was overweldigend en divers. Sommige kranten schreven dat de verbinding één groot verzinsel was geweest, andere verkondigden dat het speculatie was van de effectenhandel.
Hoe verder nu wat betreft de verbindingen/ communicatie met Indië. Tijdens de eerste wereld-oorlog was de Duitse kabel vernietigd waarmee het gecodeerde telegrafisch verkeer tussen Nederland en Nederlands-Indië werd onderhouden. Indië was nu alleen via Britse kabels te bereiken en dat betekende een verbod op het gebruik van codewoorden en het betekende censuur en enorme vertragingen.
Voorgeschiedenis
Aan het begin van de vorige eeuw werd de vraag naar betere en snellere verbindingen met onze koloniën steeds groter. Al omstreeks 1901 werd er met Indië getelegrafeerd via twee trajecten t.w. een Nederlands-Duitse kabel (via het knooppunt Yap tussen de Filippijnen en Nieuw-Guinea) en een kabeltraject dat in Engelse handen was. Vanaf 1912 werd veel onderzoek verricht om de enorme afstand (12000 km) tussen Nederland en de Indische Archipel op de lange golf te overbruggen
De roep om een draadloze verbinding met Indië klonk luider en luider. Als reactie hierop werd vlak na het einde van de Eerste Wereldoorlog door Nederlands Bestuur vanuit Batavia gemeld dat men was gestart met een radiostation dat met behulp van een grote boogzender, rechtsstreeks zou kunnen communiseren met een radiostation in Nederland
Ir. Dr. C.J. de Groot Het was Ir. Dr. C.J. de Groot hoofd Technische Telegraaf- en Telefoondienst Nederlandsch-Indië en radiopionier. In 1922 bouwde hij een lange-golf zender in Malabar t.b.v. een radioverbinding tussen Nederlands-Indië en Nederland. Dit was toentertijd de sterkste zender ter wereld. Op 05 Mei 1923 werd de eerste radioverbinding gemaakt tussen Nederlands-Indië en Nederland. Willem Smit & Co’s Transformatorenfabriek leverde voor die zender in 1922 een grote spoel en enkele transformatoren.
De radio telegrafie werd vooral gebruikt om wereldwijd communicatie tot stand te brengen via de Lange Golf radiogolven
Dr.Ir. C.J. de Groot in Indië richtte zich in op het bouwen van een radiostation Malabar tussen de bergen onder Bandoeng
Malabar 34 km van Bandoeng
Eerste zendkabel door Dr. Ir. De Groot op 650 meter hoog gespannen in de kloof van Malabar. Er werd een Amerikaanse booglampzender opgesteld in een houten loods.
De Bataviaanse Electrische Tramwegmaatschappij was zo vriendelijk een dynamo uit te lenen, terwijl de Militaire Luchtvaartafdeling Andir bij Bandoeng een 125 pk Glenn-Martin vliegtuigmotor ter beschikking stelde. Deze motor kon wegens het gebrek aan luchtkoeling slechts een kwartier aan één stuk draaien, dit was in 1917 voor het eerst uitgetest. Een getuige schreef hier over “het geronk van de vliegtuigmotor vermengde zich met het knetteren van de elektrische vonken tussen de koolstaven”. Door de enorme energie die door de eindspoel werd uitgestraald werden de ijzeren schroeven van de houten behuizing roodgloeiend ze moesten worden vervangen voor door koperen schroeven.
De eerste contacten via de zendertelegrafie werd gedaan nog met morseseinen via de morsesleutel en via morsetekens.
Een een Morse alfabeth om je verstaanbaar te maken via deze tekens punten en strepen.
Meest bekende morse teken is wel het S.O.S . . . – – – . . . het Save Our Soul nood oproep die vaak werd gebruikt als mensen in nood verkeren. Militair veel gebruikt in de oorlogen.
Radiostation Malabar, genoemd naar de Kloof van Malabar, ten zuiden van Bandoeng. Van hieruit werden draadloze radiouitzendingen tussen Nederlands -Indië en Nederland verzorgd. Bandoeng, Nederlands-Indië, 1927.
Eerst even vooraf over Ir.Dr. C. J. de Groot.
De Groot gaat naar Nederlands Oost Indië
In 1908 vertrok De Groot naar het toenmalige “Nederlandsch-Oost-Indië”, waar zijn aanstelling tot ingenieur bij het departement van Gouvernements-bedrijven, afdeling PTT, volgde. Aanvankelijk voorbestemd voor de telegrafie werd hij al spoedig overgeplaatst naar de radiodienst en al spoedig ging hij proeven voor de regering doen m.b.t. radioverbindingen. Hij studeerde af op zijn proefschrift over de invloed van het tropisch klimaat op de radioverbinding.
Met afgedankte materialen en een nieuwe, Amerikaanse boogzender lukte het hem uiteindelijk om een radiostation op Bandoeng te bouwen. De signalen die de Groot stuurde werden niet opgevangen in Nederland, en ook niet door de sterkste zender ter wereld, de zender in het Duitse Nauen.
Willem Vogt
In 1911 kwam Willem Vogt in beeld. De Indische PTT zocht vakmensen om daar ter plekke een systeem van draadloze telegrafie op te bouwen Vogt, een expert op het gebied van draadloze communicatie, trad in dienst van de Indische PTT en vertrok in 1911 naar Batavia. Hij werkte een jaar op het telegraafkantoor van Weltevreden, waar hij les gaf aan radiotelegrafisten van de Marine en was vervolgens chef van de radiostations op Timor en Ambon. In 1917 ging hij naar Bandoeng. Daar kwam hij te werken onder Ir. C. de Groot en ging hij werken aan de door de Groot gebouwde zender.
Telefunken
Het bedrijf Telefunken, die door vriendjespolitiek de order van Nederland voor grote radiozenders had binnen gesleept, had al een complete (kleine) zender geleverd, maar deze was niet goed genoeg en daarom had de Groot een nieuwe zender opgebouwd met onder andere een motor van een neergestort vliegtuig en een dynamo van een tram. Deze zender bleek echter veel sterker. De antenne werd tussen twee rotswanden opgehangen.
Op een berg bij Bandoeng ving Vogt twee jaar lang ’s nachts legercommuniqués uit Europa op. Hij maakte er dagelijks bulletins van voor de gouverneur-generaal, die ze later ook beschikbaar stelde aan de Indische pers. In 1920 lonkte Nederland, waar de Nederlandsche Seintoestellen Fabriek bezig was met draadloze telefonie en telegrafie wat uiteindelijk uitmondde in radiouitzendingen. Vogt nam ontslag bij zijn werkgever in Bandung ging werken bij het NSF en stond in Nederland aan de basis van de Hilversumse omroep. Hij werd omroeper en later oprichter en directeur van de A.V.R.O.
Klaas Dijkstra
Klaas Dijkstra (1894 – 1976) was de oudste zoon uit een Fries gezin van vijf kinderen. Zijn verhaal begint, nadat hij in 1914 wordt opgeroepen voor de militaire dienstplicht. Hij wordt ingedeeld bij de afdeling voor lijntelegrafie van de Genie in Utrecht. Dit zal voor het verdere verloop van zijn leven van doorslaggevende betekenis blijken te zijn. Hij komt daar in aanraking met militaire zend- en ontvangtechniek, die toen, zeker in Nederland, nog in de kinderschoenen stond. Tijdens zijn diensttijd mocht hij zich voorbereiden op het toelatingsexamen van de net opgerichte MTS (vergelijkbaar met HTS en HBO) in Leeuwarden. Hij slaagde, en werd direct tot de tweede klas toegelaten. In oktober 1918 behaalde hij het einddiploma “elektrotechniek”. Eind 1919 reageerde hij op een advertentie, waarin personeel voor de “Radiodienst” van de PTT in Nederlands Oost-Indië werd gezocht. Zijn toelatingstest is succesvol, en eind 1920 arriveerde hij, met zijn echtgenote, op hun eerste standplaats Bandoeng op West-Java. Hij was dus een van de opvolgers van Willem Vogt die in 1920 naar Nederland vertrokken was om bij het NSF te gaan werken.
Hier maakte hij kennis met Ir. Dr.C.J. de Groot, die hem opdroeg verschillende onderdelen te construeren voor zijn 2400 kW booglampzender op Radio Malabar. Het meest urgent was het ontwerpen van een magnetiseringsspoel van 10 ton, en hiermede diende te worden begonnen. De beroemd geworden Dr. de Groot gaf toen leiding aan de bouw van ’s werelds krachtigste Langegolf telegrafie zender in de Malabar kloof, teneinde radiocommunicatie met Nederland mogelijk te maken. Dijkstra woont en werkt enige jaren op het zendstation “Malabar”, waar hij tevens een tijdlang chef van de werkplaats is.
Twee maanden later nam de geregelde radiotelegraafdienst Nederland-Indië een aanvang, nadat De Groot een radio station voor Nederland had gebouwd die tijdelijk in Blaricum geplaatst werd, konden wel beide Indische zenders ontvangen worden.
Het idee van een rechtstreekse verbinding tussen het voormalig Nederlandsch Oost-Indië en het Moederland is in 1916 ontstaan in de vorm van een dissertatie van Ingenieur de Groot. De eerste luister- proeven vonden plaats met geleende Telefunken-ontvangers. Na bevredigende resultaten bij de ont- vangst van verschillende Europese en Amerikaanse zenders werden besprekingen gevoerd over geschikte frequenties en zendvermogens. Teneinde meer gegevens te verzamelen begon men met proefuitzendingen met een 100 kW Poulsen Vonkenzender van de Federal Telegraph Company en met een provisorische antenne aan een ballon bevestigd. Het bleek dat de resultaten echter niet bevre- digend waren, zodat dr. De Groot – die met de onderzoekingen belast was – een reusachtige kloof in het bergmassief uitkoos van de Gunung Malabar met 2 berguitlopers als natuurlijke ophangpunten voor zijn antenne.
Dr. De Groot had inmiddels een gigantische vonkzender van 2400 kW vermogen geconstrueerd. Alleen al het gewicht van de magneten bedroeg meer dan 180 ton, het spoelenmateriaal ongeveer 20 ton. Een groot koelwaterbekken voor het hoofdgebouw in de kloof diende voor afvoer van de warmte. De voor de zender benodigde waterstof werd in elektrolytische waterstofgeneratoren gemaakt. De zendfrequentie was 15.600 meter; het golfbereik lag tussen 7800 en 18.000 meter. Dit zender type werd in dubbele uitvoering geïnstalleerd en verder met ,,kleinere” zenders aangevuld. Zo werden er nog twee lichtkogelzenders van ieder 200 kW vermogen geplaatst, evenals een Telefunken-machinezender van 400 KWatt vermogen.
De opbouw van het zendstation Malabar aan de Kloof
En het tot stand komen van het contact met Holland met Radio zendstation Radio Kootwijk wat pas later werd gerealiseerd dan Radio Malabar. Malabar kreeg vrij spel om een Zendstation te gaan bouwen zie hier de brief
Met de bouw van het Langegolf Zendstation in de Malabar werd in 1917 aangevangen. Op 5 mei 1923 werd het officieel geopend met het verzenden van een gelukstelegram aan HM de Koningin.
Er werd een foto album bijgehouden met de bouw van het Zenderstation Malabar direct bij het begin van de bouw in de Malabar kloof.
Als eerst werd begonnen om de Malabar Kloof te ontginnen dat wil zeggen er werd gekapt door middel van het verbranden van struikgewas en bomen om aan de bouw van het bijzondere zendstation te beginnen.
Als eerste werd ook begonnen met de toegangsweg breed te maken middels een stoom rupsvoertuig. En tegelijk het rooien van bomen en struiken opdat ook kon worden begonnen om de opbouw van de kabels die moesten worden gespannen tussen de twee bergketens van de kloof.
Er moest heel veel werk verzet worden voordat men kon beginnen met de werkelijke bouw van het Radio zendstation.
Tegelijkertijd bij het bouwen van het Zendstation werden ook al in de bergen de horizontale kabels gespannen dat ging niet zo makkelijk van wegen de bebossing en de rots ondergrond, maar de bouw kon beginnen toen eerst de weg naar het station vrij werd gemaakt door een stoomtractor.
Het werkelijke bouwen begon met de eerste funderingen van het gebouw de eerste laag werd met stenen gemetseld eerste verdieping daarna ging met verder met houtskeletbouw zie het verloop van het bouwen, meestal werd bamboe als stijger gebruikt
Ook werd direct tijdens het bouwen een spoorlijn binnenin het gebouw gelegd om een verrijdbare kraan te verplaatsen met zwaar materiaal, zie foto.
Het eerste begin was er de muren werden gemetseld en wat kon gestukadoord met zandcement.
De eerste muren waren klaar en ook al enkele binnenmuren werden opgebouwd
de contouren waren zichtbaar.
Direct op de buitenmuren werden de houtenskelet wanden geplaatst om het geheel lichter te maken en voor betere luchtventilatie.
Let op de rechter op het egaliseren van de grond van kloof waar vele bomen en stammen werden gerooid. Het werk ging door met het het trekken en het spannen van de antennekabels. Zie ook het gebruik van bamboe stijgerpalen tijdens de opbouw van de houtenwanden. Vaak ziet het er slordig uit maar het is vakwerk wat hier wordt verricht.
De bouwput op de voorgrond laat zien dat er nog vele rotsblokken moeten worden opgeruimd, geeft ook aan hoe de bodemgesteldheid er uit ziet.
Langzaam aan werd naar boven gebouwd 1e verdieping, de opbouw is bijna klaar en aan het dakconstruktie word begonnen zie hier ook weer het gebruik bamboe en hout construktie.
c
Ingenieus word er gebouwd aan het dak met bamboe steigermateriaal en de houten dakconstruktie je ziet bijna door het bos bamboe de construktie niet meer.
Direct na deze dakopbouw werd ook begonnen met het dak te bekleden met houten leien ( Red Cedar Shingles)
Zie ook hoe veel personeel van het bouwbedrijf tegelijk aan het dak bezig zijn met een fantastisch aanzicht van vakwerk. De foto hieronder laat zien dat de grote hal klaar is.
Direct na deze eerste hal werd ook begonnen met de vier antennetorens aan de voorzijde van het gebouw.
Succesvol werden de eerste berichten via de 2.4 Mega Watt vlamboogzender ontworpen door dhr. de Groot, getest naar radiostations in de buurt, maar ook het zendstation Nauen in Oost Duitsland heeft de signalen ontvangen waarop enthousiast werd gereageerd. Eindelijk was na veel problemen met de zendapparatuur was het dan zover dat op 5 mei 1923 het eerste contact telegrafisch gelegd met het moederland Nederland.
Er werd een Zendstation geboren op wereldformaat met de sterkste Booglampzender ter wereld de schepper was Ir. Dr. C.J. de Groot zijn schepping staat hier in vol ornaat.
Een overzicht van de antennes die werden gespannen in de kloof een immens groot karwei in die tijd, als men na gaat dat dit ook mensenlevens kosten.
Een indrukwekkend hoeveelheid kabels diende als ontvangst en uitzendantennes de kabels horizontaal dragen inderdaad 7 verticale antennekabels.
Een tegenhanger moest nog worden gebouwd vlak nadat hier op Java dit zendstation bijna klaar was.
In 1917 stonden er al tijdelijke zend- en ontvangststations voor draadloze telegrafie op de lange golf op de hoogvlakte Malabar
nabij Bandoeng op het Nederlands-Indische eiland Java, voor contact met het moederland. Er moest ook nog een tegenhanger in Nederland worden gebouwd. Na bestudering van verschillende locaties viel de keuze op een stuk Veluwe, een dunbevolkte landstreek. In de beginjaren werd de zender nog “Radio Hoog Buurlo” genoemd, naar het meest nabijgelegen gehucht. Ook werd zowel voor het dorp bij de zender als voor de zender zelf de naam “Radio Assel” gebruikt, eveneens naar een dichtbijgelegen plaats.
Het stuk bos en heide van in totaal 450 hectare groot, aangekocht van Staatsbosbeheer, was in 1917 nog niet geheel geëxploiteerd. Er liep nog geen directe wegverbinding, wat de exploitanten er eind 1918 toe bewoog een smalspoor aan te laten leggen naar halte Assel aan de Oosterspoorweg, waardoor voor de aanvoer van bouwmateriaal verbinding was met de rest van Nederland.
Het terrein werd geëgaliseerd, wat inhield dat alle begroeiing werd verwijderd om zo een ongestoorde ‘zendcirkel’ te kunnen hebben. Toen het goederenvervoer intensiever werd, werd ook een (normaal) spoor aangelegd naar Station Kootwijk, eveneens aan de Oosterspoorweg. Dit spoor bleef tot 1947 bestaan. Tegenwoordig is een deel van het tracé van deze spoorlijn geasfalteerd: het vormt het westelijke deel van de Radioweg.
Het werd een project waarbij werkloze Amsterdamse grondwerkers werden ingezet die de grond geëgaliseerd op het caitwickerzand ofwel Kootwijkse zand. Om e.e.a. bouwrijp te maken de grondwerkers kregen een onderkomen in barakken direct gelegen aan het Kootwijkse zand. Het werk van het afgraven werd met de hand gedaan schep en kruiwagen de grondwerkers verbleven lange tijd in dit gebied ver weg van de eigenlijke buitenwereld.
Door publicatie in de boeken er zijn er niet veel werden toch tijdens de bouw van Radio Kootwijk foto’s gemaakt met het ontginnen heide en bosgrond van vlakte van op de Veluwe.
Voor 150 werkloze Amsterdamse grondwerkers werd een barakken onderkomen gebouwd, deze grondwerkers gebruikten daarvoor eenvoudig een schep en een kruiwagen wel direct werd een smalspoorweg gemaakt vanuit station Assel aan de spoorweg Amersfoort Apeldoorn, nu vanuit Assel Alverschotenseweg naar radio Kootwijk was toen de spoorbaan.
Ook werd gebruikt gemaakt van het smalspoor tijdens de werkzaamheden op het radio terrein om zand te verplaatsen. Waarbij een paard gebruikt werd voor het trekken van de kar in dit geval een een kiepwagon. Zie hier ook de aanleg van de weg naar het project Radio Kootwijk
Weinig vertier voor de grondwerkers in de middle of nowhere van het caitwickerzand het was niet anders.
Er was niets anders dan zand en werk en misschien kaarten in de barak en er naar uitzien dat het weer snel weekend werd, om het verdiende loon van 63 cent per uur naar Amsterdam te brengen naar moeder de vrouw. Als je een leidende functie had dan verdiende je wel 65 cent per uur.
Armoe troef dus maar er was wel werk en de gastarbeiders werden elke dag met verwend met eten uit de eigen keuken in de barakken.
Tijdens de verbouwing van de grond werd ook direct begonnen met de bouw van gebouw A het echte radio station. En ook de techniek stond niet stil de masten van staal werden ook opgebouwd
Er werd een grote antenne gebouwd, bestaande uit onderling verbonden koperen kabels die aan zes 212 meter hoge masten hingen. Voor de aarding werden er koperen kabels onder de grond gelegd. In het hart van dit systeem werd een radiostation gebouwd. Dit werd ondergebracht in een gebouw van gewapend beton, ontworpen door de architect van de Amsterdamse school Julius Luthmann. De architect heeft zich voor het ontwerp van het hoofdgebouw, Gebouw A, laten inspireren door het zendstation van Telefunken in het Duitse Nauen en dankzij zijn belangstelling in de Egyptische mythologie ook door een Sfinx. De vorm van dit mythische wezen is er, met name vanuit de lucht, in te herkennen. De bekendste bijnaam van het gebouw is ‘de Kathedraal’.
Veel foto’s van de bouw van het zendstation zijn er niet ik heb er enkele gevonden waarbij het hoofdgebouw in de stijgers staat
Tijdens de bouw van gebouw A ook wel de Kathedraal genoemd werd op het terrein ook begonnen met de zendmasten van Radio-Kootwijk, een zestal masten kwamen er te staan, elk met een hoogte van 212 meter. De mast balanceert op één punt, een kogelgewricht, dat geïsoleerd wordt van de aarde.
Het totaal van deze zendmasten het waren er 6 verdeeld op het terrein met een totale lengte elk van 212 meter.
De bouw van de Lange-golfantenne.
De masten voor de lange-golfantenne waren in september 1918 in Duitsland besteld.
( In Nederland was daarvoor geen leverancier te vinden. De onderdelen werden zo voortvarend afgeleverd dat men hier begin 1919 nogal mee in de maag zat. Deze zware masten bedoeld voor de lange golf zendingen elk 80.000 kg. elk moesten in gedeelten worden vervoerd over het smal spoortje vanaf Assel- en daar kwamen dan nog wagonladingen materiaal voor funderingen, tuien, tuiblokken e.d. bij.
Twee ploegen van elk zes (ongeschoolde) Veluwenaars en één Duitse monteur bouwden telkens twee masten tegelijk op – en dat werd al gauw een wedstrijd welke ploeg het hardste opschoot. Volgens een ooggetuige, die als kind in het barakkendorp heeft gewoond, werd daarbij vaak gezongen dat de lucht ervan weergalmde! Maar bij de opbouw van de vijfde mast gebeurde er een vreselijk ongeluk: vanaf 40 meter meter hoogte stortte de werkkooi met zes mensen erin neer. Drie van hen waren op slag dood, twee werden zwaar gewond en een derde kwam er met lichte verwondingen af. Dat gebeurde op 20 juni 1920. Menselijke fouten bij de werkploeg, concludeerde de justitie.
In de winter van 1920 waren alle zes masten gereed. Daaraan hing men de koperen antenne-kabels ( de eigenlijke antenne) op en onder de antenne legde men aardnet van koperdraad aan. Nu konden de radiogolven richting Ned-Indië worden op gewekt, zodra een zender daarvoor de energie zou leveren.
‘Lange Gerrit’
Inmiddels was bij Telefunken in Duitsland de 400 kW-telegrafiezender besteld die later de bijnaam Lange Gerrit zo krijgen. Dat was vanwege de laatste van zijn van zijn internationale roepletters PCG én omdat hij de morseseinen op een bijzondere lange golf ( 17,85 km! ) zou uitzenden. Dat die bijnaam met de lengte van de antenne-masten te maken hebben is een wijdverbreid misverstand.
De PCG zender in zijn geheel in het gebouw A van Radio Kootwijk.
Via de koperen antenne-kabels werden de opgevangen signalen naar het hoofdgebouw gevoerd naar de antenne-verlengspoelen onder de toren van het hoofdgebouw.
Het invoeren van de antenne kabels in het hoofdgebouw.
Om bij de antenne verlengspoelen te worden aangesloten.
Interieur van zendgebouw A met de 400 kW-zender van Telefunken, ‘Lange Gerrit’ later werden er in het gebouw A nog drie lange-golf bijgeplaatst, uitgerust met buizen ( vroeger lampen genaamd)
De zendmachine’s het waren er twee omschakelbaar met een amperemeter op de zuil
Midden in het gebouw de bediening van de vele transformatoren
Natuurlijk kwam er heel veel warmte vrij in het zendergebouw vooral bovenin werd de warmte ondraaglijk speciale ventilatieopeningen werden tijdens de bouw geplaatst. ook natuurlijk was er een waterbasin voor koelwater om de machine’s tijdens het zenden te af te laten koelen speciaal werd ook een watertoren gebouwd om het koelwater op pijl te houden.
De electrische stroom werd vanuit een ander gebouw op het terrein 1.5 km verder van het gebouw A geregeld. Via het onderstation van de PGEM in de ‘Brummelkamer’ werd de hoogspanning uit Nijmegen o.m. naar het radiostation geleid.
Waar gewerkt wordt met spanningen van duizenden volt, gelden natuurlijk veiligheidsvoorschriften. Zo mag niemand ooit alleen aan een onder spanning staande zender werken.
Er zijn dan ook bij de Kootwijkse zenders een paar maal medewerkers door hoogspanning getroffen, door eigen of andermans fouten. De een liep daarbij ernstiger verwondingen op dan de ander, maar gelukkig (een wonder eigenlijk) is er nooit een dodelijk ongeluk gebeurd. Wel heeft één slachtoffer een kwetsuur voor de rest van zijn leven voor de rest van leven opgelopen. En telkens als hij die hoogspanningsbrom weer hoorde voelde hij zijn maag omdraaien. Met zulke enorme krachten valt niet te spotten!
In WO 1 1914-1918) besloot het Rijk dat er een zendstation voor radiografie moest komen voor de communicatie met het toenmalige Nederlands Indië . De P.T.T. werd bouwheer en al spoedig zaten zij met de Provinciale Gelderse Electriciteits maatschappij ( PGEM, thans NUON) en de leverancier van de zendinstallatie rond de tafel. Er bleek een enorm elektrisch vermogen nodig te zijn voor een degelijk zendstation. Als locatie werd Kootwijk gekozen, uitstekend om te kunnen zenden maar uiterst onpraktisch om van vermogen te voorzien.
De enige centrale die genoeg vermogen had om Kootwijk te voeden, was die van Nijmegen. De afstand Nijmegen / Kootwijk was veel te groot om een behoorlijk vermogen op 10 kV te transporteren, 50 kV was een meer aangewezen spanning maar slechts de provincie Brabant had hier prille ervaring mee op gedaan. Door materiaal schaarste ( WO 1 ) liep het in Kootwijk met de zendinstallatie niet vlot maar ook de levering van 50 kV materiaal voor de verbinding stagneerde. Door het stroomverbuik op de Veluwe met name Apeldoorn nam enorm toe en men vroeg zich af of 10 kV, ook zonder Kootwijk, uberhaupt nog wel toereikend zou zijn.
In 1922 kwam de verbinding Nijmegen / Lent / Arnhem / Apeldoorn in bedrijf, welliswaar nog op 10 kV niveau, maar in 1924 werd de spanning opgekrikt naar 50 kV.
De verbinding 50 kV naar Ede / Kootwijk kwam in 1930 tot stand en die van Apeldoorn en Kootwijk in 1931 . Kootwijk kon nu van twee kanten gevoed worden. Viel bijvoorbeeld de lijn Lent / Apeldoorn uit dan kon die van Lent / Ede het werk overnemen. Het Ultra Hoogspanningsnet werd zoveel mogelijk gebouwd met de indentie 50 / 10 kV Stations.
Hallo Bandoeng
Maar intussen er nog een andere ontwikkeling op gang gekomen, die van het telefoonverkeer via radiogolven. Dat werd pas mogelijk door de uitvinding van de radiobuis ( radiolamp zei men vroeger). Ongeveer tegelijk met de opening van zo’n telefoonverbinding tussen Londen New York in maart 1927, maakte het Philips-laboratorium in Eindhoven contact met het radiolab van PTT in Bandoeng, op Java. Enkele maanden later sprak koningin Wilhelmina over deze Philips zender PCJJ een radiorede uit tot Nederlands Oost en West-Indië en dat wordt beschouwd als het begin van de Wereldomroep.
De beide koloniën lagen met Nederland op één lijn; men kon van de een naar de ander overschakelen door alleen de stralingsrichting van de antenne om te keren.
Na proeven vanuit de studio’s ( om overspraak te voorkomen) en met PTT-zenders op verschillende ( korte) golflengtes was men zover dat er gesprekken konden gevoerd met de Oost op 28 februari 1928.
In Radio Kootwijk had men eerst nog een muzikale test gedaan: een groepje kinderen van bewoners zong daar voor de microfoon schoolliedjes. In Bandoeng zullen de vertrouwde klanken wel wat heimwee hebben opgewekt. ‘Waar de blanke top der duinen’ zongen ze en ‘in het groene dal’ en ‘Op de grote stille heide’